Zoeken

zaterdag 15 juli 2017

Staycation? Ik ben dit jaar al in Zuid-Limburg geweest én in Zuid-Afrika

Mijn boektitels zetten sommige mensen op het verkeerde been. Zo gaan bijna alle journalisten die me thuis komen interviewen er voetstoots vanuit dat ik allang hypotheekvrij ben, terwijl we in werkelijkheid nog een piepkleine woningschuld hebben van 44.000 euro die in maart 2020 afloopt. Je hoeft ook maar één keer een zomervakantie over te slaan en op Twitter twee keer de hashtag #staycation te gebruiken of mensen verkeren in de veronderstelling dat je er in de zomermaanden nóóit meer op uittrekt. Dat laatste is in elke geval niet waar, want we zijn nog maar net terug van een vijfdaagse kampeervakantie in Zuid-Limburg.


Ook tijdens deze kampeertrip moest ik het weer uitleggen. Want hoe kan ik nou eigenlijk zeggen dat ik met plakbandpensioen ben, terwijl ik één column per week schrijf en één boek per jaar (en het nu zelfs zo druk heb met het redigeren van mijn nieuwste pennevrucht dat ik amper tijd heb voor een bezoek aan de bioscoop)? Veel mensen hanteren nog steeds een verkeerde of verouderde definitie van het woord "pensioen", zeker als het gaat om het soort vroegpensioen waar ik voor gekozen heb. Grootste verschil met vroeger (lees: voor 1 mei 2016) is dat ik niets meer voor het geld doe en dus alleen nog kies voor dingen die ik leuk of zinvol vind. Je hoeft als vroeggepensioneerde niet op je handen te gaan zitten, maar je moet ook niks meer.

Belangrijkste regel is en blijft dat er geen regels zijn. Zo hadden we al jaren niet meer gekampeerd (behalve in onze eigen achtertuin) tot we werden uitgenodigd voor een familieweekend op een camping in Zuid-Limburg. Dus haalden we het lichtgewicht,katoenen trekkerstentje tevoorschijn dat we voor het laatst in de vorige eeuw hadden gebruikt en de iets grotere Vendex-tent die ook minstens vijftig jaar oud moet zijn. Het zorgde voor veel hilariteit op de camping, maar het laat zien dat je het begrip duurzaam net zo kunt oprekken als je zelf wil. Bovendien beschouw ik dit persoonlijk nog steeds als écht kamperen, al hoef je met een camper natuurlijk nooit een natte tent in te pakken.


Dat moesten wij afgelopen woensdag wél, zodat we ze ze thuis allebei nog een keer hebben opgezet om ze goed te laten drogen. De kans bestaat dat ze straks namelijk weer voor tien jaar in de kast verdwijnen (hoewel het ons zo goed beviel dat het naar meer smaakte dus je weet maar nooit). Er slaapt niemand in, maar toch hoef je maar een paar tenten her en der in de tuin neer te zetten om een permanent vakantiegevoel te hebben. Dat laat zien hoe simpel je je geest op het verkeerde been kunt zetten en hoe flexibel je brein is (en dat verklaart ook hoe het mogelijk is dat ik elk jaar een boek produceer zonder dat ik het gevoel heb ook maar één seconde te werken).

Als enige familielid had ik mijn smartphone (lees: een afgedankte iPhone 4 van mijn oudste zoon) thuisgelaten zodat ik tussen de bedrijven door bijna een heel boek heb uitgelezen. Voor vertrek had ik Koorts van Deon Meyer al verslonden en voor deze trip had ik Proteus uit de bieb gehaald. Dat is een al wat ouder boek van hem dat eerder is verschenen onder een andere titel bij een andere uitgever, maar dat na zijn doorbraak opnieuw is uitgebracht. Dankzij dat boek was ik die vijf dagen niet alleen in Zuid-Limburg, maar zat ik in zekere zin ook op een snelle motorfiets in Zuid-Afrika terwijl er met helikopters en commando's op me werd gejaagd. Zo duurden die vijf dagen gevoelsmatig niet alleen twee keer zo lang, maar ben ik ook in dubbel opzicht even helemaal weg geweest.


Natuurlijk was deze vakantie niet alleen maar leuk en grappig, want mijn luchtbed moest elke avond opnieuw worden opgepompt en de heenreis duurde door alle files zo lang dat ik aankondigde na thuiskomst mijn auto in de brand te steken en nooit meer één kilometer gemotoriseerd af te leggen. Dat trauma (3,5 uur reistijd ipv 2 uur) was echter snel vergeten, maar qua bioscoopbezoek had ik door dat verblijf op de camping wel een achterstand opgelopen. Dus besloot ik gisteren de schade in te halen door meteen maar drie films achter elkaar te bekijken. Zo bracht ik bijna een hele werkdag (de eerste begon om 10.15 uur en de laatste was precies om 5 uur afgelopen) door in de bioscoop en had ik onder lunchtijd precies genoeg tijd over voor een bakje boerenpatat van Bram's Gourmet Frites.

Het was nog een heel gepuzzel om die films op elkaar te laten aansluiten, met als gevolg dat ik twee keer de Erasmusbrug over moest, maar het was tegelijk een heel leerzaam experiment. Het waren drie heel leuke films, maar eenmaal thuis had ik toch het knagende gevoel dat ik een dag had gemist. Heel mooi weer was het niet, maar ik had wel de hele tijd binnen gezeten. Vraag is dus of ik dit nog een keer ga doen (hoewel het ook best een aardig experiment zou zijn om er vijf of zes achter elkaar te zien), maar de vraag is vooral of je dat frustrerende gevoel niet hebt, of zou moeten hebben, na élke werkdag.


Feit is dat ik deze druilerige en winderige vrijdag in het centrum van Rotterdam heb doorgebracht, terwijl ik met mijn hoofd in zonniger streken vertoefde. Niet geheel toevallig had ik namelijk drie Franse films bij elkaar gezocht die overigens niet veel meer met elkaar gemeen hadden dan de taal. Louise en Hiver was een verstilde, prentenboek-achtige animatiefilm (soort kruising tussen Die Wand en The Snowman), terwijl Rock 'n Roll een veel grappigere comedy was dan ik op basis van de recensies had verwacht en Retour en Bourgogne inderdaad een voortkabbelende film waarin je je heerlijk kunt vergapen aan die prachtige wijnstreek.

Pas later bedacht ik - of besefte ik - dat deze lukraak bij elkaar gekozen films behalve het land van herkomst nóg een rode draad hadden. Op hun eigen manier gingen ze allemaal over ouder worden, over vergankelijkheid, over familierelaties, over herinneringen die we koesteren en over de keuzes die we allemaal maken in een mensenleven. Aan dat thema zou je een compleet blog kunnen wijden, maar nu was het meer een onverwachte bonus aan het einde van een welbestede vrije vrijdag die onderstreept dat je elke dag maar op één manier kunt doorbrengen maar dat er altijd ruimte is voor verdieping en verrassingen en voor subtekst en symboliek.

vrijdag 7 juli 2017

Met een basisinkomen mag je natuurlijk gewoon door blijven werken

Deze week stond voor mij geheel in het teken van het basisinkomen. Niet alleen ben ik druk bezig met het redigeren van de pdf van mijn nieuwe boek, ik deed ook een telefonisch interview met de voorzitter van de Vereniging Basisinkomen. Ondertussen verscheen er een omslagartikel van mijn hand in Max Magazine en stond ik in de file richting Amsterdam zodat het warempel leek of ik gewoon weer een fulltime baan had. Uiteindelijk is dat ook de achterliggende gedachte van het basisinkomen: dat je lekker druk bent met van alles en nog wat zonder je al te druk te hoeven maken over je inkomsten. Toch beviel dit overvolle schema me een stuk minder goed dan mijn gebruikelijke dagindeling.


Voor alle duidelijkheid: ik heb gisteren het boek Koorts uitgelezen van Deon Meyer dat ik afgelopen zaterdag had geleend uit de bibliotheek, dus in mijn schema was in elk geval tijd genoeg om een boek van 500 pagina's uit te lezen. Dat was me nooit gelukt in de tijd dat ik nog écht een volledige baan had, tenzij ik dat boek moest lezen voor mijn werk. Diezelfde Deon Meyer heb ik namelijk al eens geïnterviewd toen hij op het punt stond om door te breken in ons land. Ik herinner me nog dat ik vooraf mijn twijfels had (want wat moest ik nou met een Zuid-Afrikaanse auteur?), terwijl hij nu met voorsprong mijn favoriete thrillerschrijver is.

Tegelijk baal ik ervan dat ik deze week nul keer in de bioscoop ben geweest en alleen op zondag tijd had voor een rondje op de racefiets. Maandag kreeg ik de pdf van mijn boek toegestuurd en die laatste controle moet grondig gebeuren. Er glipt in de eerste druk altijd wel een tikfout doorheen, maar als schrijver wil je het liefst dat alles in één keer goed is. Dus zat ik elke dag uren te lezen in een boek dat ik niet alleen zelf heb geschreven maar dat ik inmiddels ook kan dromen. Daarnaast moest ik alvast een extra column schrijven voor het RD omdat we er in de zomer even niet zijn en ik geen enkele week wil overslaan. Er zijn columnisten die hun plek tijdelijk overdragen aan een collega, maar ik hecht aan continuïteit en wil mijn lezers niet teleurstellen.


Ondertussen tekende ik voor een omslagverhaal in Max Magazine, zodat je niet alleen kunt stellen dat ik nog steeds journalist ben, maar zelfs weer heel even een áutojournalist. Het is grappig om te zien hoe snel je je oude vak weer oppakt, terwijl het toch alweer een jaar geleden was dat ik een tijdschriftartikel had geschreven. Toen ik nog in loondienst was, schreef ik er soms twee per dag, nu gerust twee per jáár. Met een basisinkomen op zak blijf je dus gewoon werken, maar je bepaalt wel je eigen tempo. Stiekem geef ik de voorkeur aan één column per week en één boek per jaar, zodat ik genoeg doe maar ook meer dan genoeg vrije tijd overhoud. Ondertussen ben ik namelijk op een leeftijd gekomen, waarop ik eigenlijk geen kostbare tijd meer wil verspillen.

Gisteren heb ik dat wél gedaan omdat ik naar een concert van Johnny Moped ben geweest. Het voert te ver om uit te leggen wie dat is en waarom ik er met alle geweld bij wilde zijn, maar ik moest er helemaal voor naar Amsterdam. Ik zeg "helemaal" want ik reed 's middags om kwart voor vijf weg en stond pas om 7 uur voor de deur van Paradiso. Toen ik nog werkte legde ik deze afstand soms vijf keer per week af, maar ik snap steeds minder goed hoe ik dat in vredesnaam volhield en ook niet wat ik mezelf daarbij vóórhield. Kortom: ik had het optreden niet willen missen, maar ik ben reuzeblij dat ik tegenwoordig mijn werk kan doen aan de keukentafel en ook helemaal zelf kan beslissen of ik zin heb om te werken.


Met het optreden van Johnny Moped sloot ik dus weer iets af (al kun je beter zeggen dat ik weer een oude jeugdheld aan mijn lijstje toevoegde), maar besloot ik ook dat ik dit echt nooit meer wilde. Het kost soms moeite om mensen uit te leggen wat dat jarenlange heen en weer gependel tussen Rotterdam en Amsterdam met mijn psyche heeft gedaan, al helpt het wel als ik er een macaber rekensommetje van maak. Zo schrijf ik in Leven van de lucht dat ik voorheen elke week langer in de auto zat op weg naar en van mijn werk dan mijn vrouw daadwerkelijk aan het werk was. Eerder had ik al eens uitgerekend dat ik elke maand twee volle werkweken onderweg was, zodat het begrip "autojournalist" in mijn geval heel letterlijk genomen kan worden.

Heel toevallig verscheen er deze week een stukje over mijn ervaringen met een basisinkomen op de website van de Vereniging Basisinkomen zonder dat ik wist dat ik voorzitter Alexander de Roo amper twee dagen later zelf zou interviewen. De weerslag van dat gesprek is binnenkort terug te vinden in datzelfde Max Magazine, want het onderwerp heeft alles te maken met de penibele situatie waarin veel werkloze 50-plussers na hun ontslag terechtkomen. Het was zo'n interessant gesprek dat ik het nauwelijks als "werk" kan betitelen, maar toch hoop ik dat ik volgende week eindelijk weer eens tijd heb om op de racefiets te stappen en een paar keer naar de film te gaan.