Zoeken

vrijdag 29 juli 2016

Wanneer was je van plan met je rustige oude dag te beginnen?

Het gebeurt regelmatig - om niet te zeggen: heel vaak - dat mensen in mijn bijzijn verzuchten dat ze "nog twaalf jaar door moeten werken". Daarbij doelen ze op de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd die bijna alle werkenden treft, zelfs al ben je de 65 al aardig genaderd. Vanaf 2021 heeft iedereen pas recht op deze oudedaguitkering na het bereiken van de leeftijd van 67 jaar, terwijl de deur op een kier staat voor een verdere verhoging. Tegelijk legt niemand je een strobreed in de weg als je besluit om (veel) eerder te stoppen. Sterker: je zou daar zelfs een spelletje van moeten maken. Letterlijk.


Nu we toch met spelletjes bezig zijn: hoe oud denk je dat de hieronder afgebeelde actrice is? In het derde seizoen krijgt van The Bridge krijgt Saga Norén een nieuwe partner toegewezen, nadat haar oude door haar toedoen voor jaren achter de tralies is verdwenen. Niet alleen zorgde dat aan het einde van seizoen 2 voor een schok, het geeft de serie ook weer een heel nieuwe dynamiek. Zelf zat ik me bij het zien van de eerste paar aflevering(en) echter vooral af te vragen wat die oma eigenlijk nog precies bij de politie te zoeken had. Dat lijkt wat oneerbiedig, tot ik ontdekte dat deze actrice in 1949 geboren is en dus inderdaad maar beter op bovenstaande tuinstoelen kan gaan zitten met een gezellige Scandinavische thriller.


Laat ik voorop stellen dat iedereen wat mij betreft zo lang mogelijk door mag blijven werken als hij of zij graag wil. Als je werk je hobby is, staat niets je in de weg om ermee door te gaan tot je er dood bij neervalt. Omgekeerd is het tragisch om door te werken tot je niet meer kunt in de veronderstelling dat je geen keuze hebt. Wie op tijd begint met sparen, kan zijn pensioendatum járen naar voren halen, zeker als je daarnaast ook nog forse ingrepen doet in je uitgavenpatroon. Belangrijk is vooral dat je gefundeerde keuzes maakt en geen kostbare of tragische misrekeningen.

Zo zou een 66-jarige politievrouw die met getrokken pistool naar het huis van een verdachte sluipt je het gevoel kunnen geven dat er na het bereiken van je pensioendatum nog alle tijd is om te genieten van het leven en eindelijk al je dromen te verwezenlijken. Langer doorwerken wordt immers voortdurend gekoppeld aan de bijbehorende belofte dat we gemiddeld ook steeds langer leven, terwijl dat slechts een zoethoudertje is. Bovendien gaat de tijd griezelig snel: ik ben nu al bijna vijf jaar niet meer in loondienst, zodat ik in zekere zin al 72 ben (of zelfs 73 als de pensioengerechtigde leeftijd voor mijn geboortejaar naar 68 gaat).


Om die reden schrijf ik in Het plakbandpensioen dat iedereen het verzekeringsspel van Nationale Nederlanden er nog eens bij moet pakken. Van mijn generatie heeft bijna iedereen dat spel wel eens gespeeld, maar het is nuttig om het nog eens van zolder te halen of tweedehands op de kop te tikken. Mijn vrouw had een exemplaar omdat haar vader een agentschap in verzekeringen had, ik heb het tijdens de 6-daagse in Rotterdam gekregen uit handen van niemand minder dan Eddy Merckx die het daar al langsrijdend mocht uitdelen aan het publiek.

Van die spelletjes van toen herinner ik me vooral dat je als verstandig burger niet om bepaalde verzekeringen heen kunt. Zonder ziektekostenverzekering en autoverzekering kun je dit spel namelijk niet winnen en datzelfde geldt voor een WA-verzekering. Mocht je je dus afvragen hoe het komt dat veel Nederlanders oververzekerd zijn of dubbel verzekerd, dan komt dat waarschijnlijk door dit spel. Grappig genoeg is het ook nog eens leuk: afwisselender dan ganzenbord en stukken sneller afgelopen dan Monopoly. Om die reden heb ik het met mijn eigen kinderen ook al een paar keer gespeeld en toen deed ik een schokkende ontdekking.


Als kind had ik er geen tel bij stilgestaan dat de honderd vakjes op het speelveld corresponderen met jaren van je leven. Dat besef is heel confronterend wanneer je de pion op je eigen leeftijd parkeert en het bord zo kantelt dat je in één oogopslag ziet in welke levensfase je jezelf bevindt. Wie roept dat vijftig het nieuwe vijfendertig is of zoiets onzinnigs, wordt dan opeens hardhandig met de feiten geconfronteerd. Ik (groen) voel me nog hartstikke fit, maar tegelijk sta ik op het punt het mijnenveld van chronische kwaaltjes en vage pijntjes te betreden. Mijn vrouw is zelfs al twee stapjes verder en heeft nog maar één gevaarlijke haarspeldbocht te gaan voor haar AOW.

Wat je daar verder mee doet, is - nogmaals - ieders vrije keuze, maar dit spel zou eigenlijk op tafel moeten komen in elk gesprek dat je voert over dit onderwerp, of je dat nu thuis doet of op het kantoor van een financieel adviseur. Zelf ben ik in ieder geval reuzeblij dat ik mijn feitelijke pensioendatum al voorbij ben, want dat verandert je perspectief radicaal. Als je de gemiddelde levensverwachting aanhoudt van mannen, heb ik met mijn plakbandpensioen het aantal jaren dat ik van mijn vrijheid kan genieten precies verdubbeld. Dat biedt natuurlijk geen enkele garantie, maar voedt wel het besef dat het in het leven niet gaat om winnen maar om tíjd winnen.

woensdag 27 juli 2016

Waarom staat het echt belangrijke nieuws helemaal achterin de krant?

Vandaag wist De Telegraaf me tot twee keer toe te verrassen. Zo bericht de krant opvallend terughoudend over de aanslag in de kerk in Rouen door dit nieuws pas op pagina 8 (!) te brengen en op de voorpagina slechts te refereren aan de angst voor nieuwe aanslagen. Volgens psycholoog Jeffrey Wijnberg is er nu al sprake van een zekere mate van gewenning en treedt er een soort neurologische vervlakking op door de overkill aan jihadistische acties. Het echt schokkende nieuws heeft de krant overigens verstopt op pagina 18, pal naast de overlijdensadvertenties. Daar lezen we dat de opwarming van de aarde in een een soort overdrive terecht is gekomen en veel sneller gaat dan wetenschappers voor mogelijk hadden gehouden.


Er zijn mensen die De Telegraaf uit principe niet lezen, zelfs als het de enige krant is die rondslingert op de toonbank van de snackbar. Zelf lees ik hem al sinds 1988, op aanraden van mijn toenmalige hoofdredacteur Peter R. de Vries die terecht vond dat ik veel te eenzijdig werd geïnformeerd als ik alleen geabonneerd was op De Volkskrant. Sindsdien vallen ze elke ochtend tegelijk op de mat, met als bijkomend voordeel dat mijn vrouw en ik niet hoeven te vechten om de krant maar allebei iets te lezen hebben en katernen uitwisselen alsof we aan het kwartetten zijn.

Dat de krant zo omzichtig omgaat met de aanslag in de kerk in Rouen kan verschillende redenen hebben, niet in de laatste plaats het feit dat iedereen al tot in detail weet wat er is gebeurd. Meestal lees je op Twitter al de eerste berichten terwijl het nog aan de gang is, zodat een krant er automatisch een beetje achteraan komt kakken. Op zo'n moment is het interessanter om iets te lezen over de vraag wat al die aanslagen doen met ons brein. Ook Wijnberg gaat in op de vraag of het misschien beter is je af te sluiten voor al dat slechte nieuws door geen journaal meer te kijken en geen krant meer te lezen, hoewel hij aangeeft dat je er nooit helemaal aan kunt ontsnappen.


Daarmee bedoelt Wijnberg waarschijnlijk dat je er altijd wel iets van meekrijgt, want al je collega's hebben het erover en ook op sociale media gaat het vaak nergens anders over. Tegelijk is de kans dat je zélf slachtoffer wordt van een dergelijke aanslag te verwaarlozen, terwijl we allemaal (lees: al-le-maal) iets gaan merken van de gevolgen van het bericht dat weggestopt zit op pagina 18. De kop zet je ook nog eens totaal op het verkeerde been, want in eerst instantie zou je denken dat klimatologen maar wat kletsen als het over de opwarming van de aarde gaat. In werkelijkheid blijkt er iets heel anders aan de hand: de opwarming gaat veel sneller dan gedacht en dat baart wetenschappers grote zorgen.

Ik had al eens gelezen over de mogelijkheid dat de klimaatverandering in een soort stroomversnelling zou kunnen raken, met allerlei onvoorstelbare en onvoorspelbare gevolgen. Dat lijkt nu te gebeuren, al moet je wel een fanatieke krantenlezer zijn om het te hebben opgemerkt (want ook De Volkskrant parkeerde een soortgelijk bericht vorige week ergens achterin de krant). De rest van Nederland herinnert zich vooral de koude en natte junimaand, denkt ten onrechte dat het allemaal zo'n vaart niet zal lopen en boekt nog eens doodleuk een paar lastminute vliegtickets naar de zon. Ondertussen vindt er een sluipende catastrofe plaats die voor veel meer hoofdbrekens gaat zorgen dan al die aanslagen bij elkaar en ook voor veel meer dodelijke slachtoffers.


Toen in 2008 de kredietcrisis uitbrak, hoopte ik dat er een soort herijking plaats zou vinden, niet alleen in de financiële wereld maar ook in het hoofd van de gemiddelde burger. Acht jaar later blijkt de bereidheid om het echt over een andere boeg te gooien niet overdreven groot, want de meeste ingrepen en aanpassingen zijn cosmetisch van aard. Ooit noemde ik de Hummer de dinosaurus van het olietijdperk, zonder te beseffen dat SUV's een opvallende come-back zouden maken als "groene" en "milieuvriendelijke" hybrides. Zo rijden we met z'n allen met 130 kilometer per uur richting de afgrond zonder ons zorgen te maken en zonder ons af te vragen wat onze kleinkinderen er straks van vinden als ze wakker worden in het decor van the Road of Waterworld (of, nog waarschijnlijker, de Duitse B-film Hell).

Zuinig leven om je hypotheek versneld af te lossen is natuurlijk iets heel anders dan zuinig omspringen met de planeet. Tegelijk constateer ik in Hypotheekvrij! terecht dat onze huidige levensstijl een stuk groener is en minder belastend voor het milieu dan voorheen. Wie minder consumeert (en dus ook minder plastic troep koopt en geen geld meer uitgeeft aan onzinnige spullen) heeft niet alleen een kleinere ecologische voetafdruk maar zal zich ook eerder bewust zijn van het rechtstreekse verband tussen lifestyle en leefbaarheid. De rest kan deze problematiek straffeloos negeren tot de dag dat het niet meer stopt met regenen en we met z'n allen in hetzelfde schuitje zitten.

maandag 25 juli 2016

Hoe gróót mag een tiny house eigenlijk zijn?

In mijn wekelijkse column op de economiepagina van het RD schreef ik afgelopen vrijdag voor de tweede keer in een jaar tijd over het fenomeen "tiny houses". Dat begrip is inmiddels zo ingeburgerd dat ik ik het eigenlijk helemaal niet meer tussen aanhalingstekens hoef te zetten, maar in dit verband doe ik het toch. In het project Oosterwold, even buiten Almere, mogen namelijk tiny houses worden gebouwd die bij nader inzien helemaal niet zo vreselijk klein zijn. Vraag is of de gemeente alleen maar een zeer ruime definitie hanteert of deze term misschien misbruikt om goede sier mee te maken. 


Er zijn verschillende redenen waarom dit onderwerp me bovengemiddeld interesseert. Zo was ik (in 2011) de allereerste tijdschriftjournalist die over dit uit Amerika overgewaaide onderwerp schreef, om er vervolgens in mijn boek Hypotheekvrij! uit 2012 een heel hoofdstuk aan te wijden. Wie een tiny house bouwt heeft vaak namelijk helemaal geen hypotheek nodig of kan deze binnen de kortste keren aflossen. Verder ben ik natuurlijk niet alleen afgestudeerd als politicoloog, maar ook als plánoloog waardoor deze nieuwe woonvorm ook mijn beroepsmatige interesse heeft en ik alle ontwikkelingen op dat vlak aandachtig volg.

In Hypotheekvrij! schreef ik dat een gemeente als Almere goede sier zou kunnen maken met een tiny house-project, compleet met bussen vol nieuwsgierige architecten en toeristen. Dat bleek een voltreffer, want jaren later is dat precies wat deze stad gaat doen - of lijkt te gaan doen. In het ambitieuze project Oosterwold is namelijk plaats voor wat een Tiny House Farm is genoemd: een verzameling kavels rondom een centraal gebouw waarop naar eigen inzicht kan worden gebouwd. De percelen zijn groot genoeg voor een eigen moestuin, dus opeens is zelfvoorzienend wonen in een klein huis op een kleinschalig project binnen handbereik.


Kijk je echter naar de (sic) kleine lettertjes, dan blijkt het een wel heel erg afgeleide en verwaterde versie van het oorspronkelijke ideaal. Een écht tiny house staat op wielen en past in een flink parkeervak, terwijl die in Almere straks een vloeroppervlak hebben tussen de 40 m2 en 75 m2. Dat is helemaal niet zo klein, zeker niet als je bedenkt dat er ook nog een verdieping bovenop mag. Hanteer je de definitie van de gemeente Almere, dan woon ik zelf ook in een tiny house en niet in een "boerderijtje" zoals journalisten die me thuis komen opzoeken het in hun artikel meestal noemen.

De goedkoopste kavel in het complex kost 75.000 euro, maar dat is niet duur als je het omrekent naar de bijbehorende vierkante meterprijs (namelijk ongeveer 125 euro). Voor dat bedrag heb je een stuk grond van ongeveer 600 m2 waarop je een compacte woning neer kunt zetten die aansluit op je woonwensen en je budget. Dat is hartstikke leuk, maar het staat nogal ver af van de woonwens van veel mensen om hun zelfgetimmerde tiny house van 35.000 euro "ergens", en vaak ook tijdelijk, op een erf of een stuk grond te parkeren.


In mijn column voorspel ik dat het verbod op het permanent bewonen van vakantiehuisjes verder onder druk zal komen te staan door dit soort projecten, juist omdat de Tiny House Farm daar op papier zo aan doet denken. Daar zijn de bedenkers zich ook van bewust, want geheel ongevraagd melden ze op de website dat dit "beslist geen recreatiepark" is. Dat kan best, maar toevallig (?) houden ze wel precies het maximum vloeroppervlak aan dat doorgaans voor het bouwen van recreatiewoningen gehanteerd wordt.

Om tiny houses in te passen en toe te laten, zullen de regels moeten worden verruimd. Er zullen aanpassingen moeten worden gedaan in de bepalingen van bestemmingsplannen, maar ook als het gaat om de maatvoeringen die het Bouwbesluit voorschrijft. Dat laat zich lastig rijmen met de bijna spastische manier waarop sommige gemeenten willen voorkomen dat mensen 365 dagen per jaar in een vakantiebungalow vakantie willen vieren. Op die manier kunnen tiny houses dus nog voor grote veranderingen én grote problemen gaan zorgen.

donderdag 21 juli 2016

Nooit te oud om met een thuisvakantie te beginnen

In Hypotheekvrij! schreef ik een heel hoofdstuk over kamperen in je achtertuin en nu is bij mijn uitgeverij een compleet boek verschenen van Jan Dijkgraaf over dat onderwerp. Wat ik toen nog onwennig een "staycation" noemde, heet inmiddels officieel een thuisblijfvakantie of - nog kernachtiger - een thuisvakantie. Zelf gebruiken we dat fenomeen tegenwoordig om ons tijdelijke verblijf in het buitenland nog eens op te rekken met ruim een maand in de eigen omgeving. Want de vakantie kan al beginnen zodra je de achterdeur opendoet.


Onze allereerste échte thuisvakantie was uit nood geboren. Een jaar of vijf geleden kregen we de kans om een stuk weiland achter ons huis te kopen en dat kon alleen door een jaar lang op water en brood te leven. Natuurlijk hadden we het aankoopbedrag kunnen lénen, maar dat was wel het allerlaatste wat ik wilde nu we net zo lekker aan het aflossen waren. Bovendien vond ik het wel grappig om een jaartje superzuinig te doen voor een stuk grond waar we de rest van ons leven gratis op zouden kunnen kamperen. Het was zeker niet de leukste vakantie van ons leven, maar wel de meest leerzame. Je gaat namelijk vanzelf héél anders naar al die vakantiegangers kijken (en naar jezelf) als je een keertje thuisblijft.

De afgelopen jaren gingen we maximaal een week weg in de zomervakantie, eerst vanwege mijn drukke baan later vanwege de mantelzorg voor mijn hoogbejaarde schoonmoeder. Voor de meeste mensen is een zomervakantie van zeven dagen veel te kort, maar zelf had ik niet het gevoel iets tekort te komen of iemand tekort te doen. Nu ik voor mijn gevoel niet echt meer werk heb ik zelfs helemaal geen behoefte meer aan vakantie omdat ik nauwelijks stress heb en mijn accu prima kan opladen in mijn achtertuin. De meeste dingen die Jan Dijkgraaf in zijn boek schrijft kan ik dus alleen maar onderschrijven.


Het boek heeft een ereplaats in mijn boekenkast gekregen en staat inmiddels op de meest logische plek (namelijk tussen de tweede huizen en het aflossen in). Je kunt in het meest extreme geval een vakantiehuis kopen en daar al je vrije dagen doorbrengen, maar je kunt ook je eigen huis aflossen en nooit meer weggaan. Dat laatste geeft - aldus de omslag van Thuisvakantie voor beginners - minder stress, geen gedoe, lagere kosten en meer plezier. Je hoeft in elk geval niks in te pakken, komt nergens in  de file terecht en hebt ook geen vaccins nodig.

Sommige van mijn lezers beschouwen dit boek als leentjebuur spelen, maar dat is natuurlijk onzin. In feite doet Jan Dijkgraaf precies hetzelfde als ik in mijn eigen werk óók doe. In Het nieuwe nietsdoen komt één keer het woordje "omgekeerde werkweek" voor en in dat boek heb ik het alvast één keer over het plakbandpensioen. Zo borduurt mijn volgende boek weer voort op het hoofdstuk "Betaal zelf je eigen basisinkomen" uit Het plakbandpensioen. De enige keer dat ik in mijn carrière echt te maken heb gehad met jatwerk, was toen de film Stille nacht uitkwam zonder dat op de titelrol werd verwezen naar mijn thriller Dubbel bedrog.


In zijn boek laat Jan Dijkgraaf (die op een blauwe maandag nog mijn hoofdredacteur is geweest) juist zien op hoeveel verschillende manieren je een thuisblijfvakantie tot een succes kunt maken. Dat kan door een tent in je tuin te zetten (tip nummer 56), maar dat hoeft niet. Het is een met veel humor geschreven boek dat waarschijnlijk zelfs leuk is om te lezen aan de rand van het zwembad in een all-inclusive resort. Een paar dagen terug las ik nog in de krant dat een gezin 9000 euro had af moeten tikken voor een dergelijke vakantie en daar ben ik nog steeds een tikje beduusd van. Je kunt van een dergelijk bedrag 10 dagen weg, maar je kunt voor hetzelfde geld ook 12 maanden van de looptijd van je hypotheek afsnoepen.

Dijkgraaf is journalist, ZZP'er, schrijver én ook nog eens bijna net zo oud als ik. Afgaande op de foto bij het artikel dat De Telegraaf aan zijn boek heeft gewijd, kan ik constateren dat we minstens nóg iets met elkaar gemeen hebben. Een thuisvakantie is namelijk veel voor de hand liggender en leuker wanneer je in een fraaie omgeving woont en meteen rond je huis al de beschikking hebt over water, bomen en vrij uitzicht. Zelf noemde ik mijn eigen achtertuin al een camping zonder tenten voor ik op het lumineuze (en nogal voor de hand liggende) idee kwam er in de zomermaanden daadwerkelijk eentje neer te zetten. Zo kun je thuis heerlijk op vakantie tot je uiteindelijk ook nog twee weekjes weggaat.

woensdag 20 juli 2016

Kun je als land ook té welvarend zijn?

Vanmorgen stond er een opmerkelijk bericht in de Volkskrant dat te maken had met PTSS. Uit onderzoeken blijkt deze stress-stoornis namelijk veel vaker voor te komen in zeer welvarende landen als Australië, Nieuw-Zeeland en Nederland. Om een idee te geven: waar in ons land 7% van de bevolking een trauma krijgt, is dat in China een schamele 0,3%. Opvallend genoeg is de onderzoeker in kwestie vooral verbaasd over de uitkomsten en spreekt hij over een "kwetsbaarheidsparadox". Zelf moest ik meteen denken aan een interview met Marianne Zwagerman naar aanleiding van haar laatste boek en haar uitspraken over een "rubberentegelparadijs". Zijn we misschien extra kwetsbaar omdat we het hier zo goed hebben?


Dat lijkt een beetje off-topic, maar in mijn volgende boek probeer ik helder te krijgen wat we precies moeten verstaan onder "basisbehoeften". In een boek over het basisinkomen, kom je niet om dat soort vragen heen want het woord "basis" suggereert al dat je afstevent op de kern van het probleem en misschien wel de kern van het bestaan. Steeds vaker bekruipt me het gevoel dat we het met z'n allen veel te goed hebben in dit land en daardoor overgevoelig zijn geworden. We creëren problemen die er niet zijn en zijn niet goed meer opgewassen tegen échte hindernissen. Bijna iedereen voelt zich wel ergens slachtoffer van en menigeen blijft daarin steken.

Die ontwikkeling houdt rechtstreeks verband met onze welvaart en het streven om risico's in de samenleving zoveel mogelijk uit te bannen. In zekere zin is ons land één grote kaasstolp waarin kasplantjes opgroeien met korte wortels en een beperkt incasseringsvermogen. Dat mensen op steeds jongere leeftijd een burn-out krijgen zou erop kunnen wijzen dat het leven steeds zwaarder en lastiger wordt, maar net zo goed dat het talent om met tegenslag om te gaan aan het afnemen is (of misschien wel allebei). Het is in ieder geval interessant om die discussie niet uit de weg te gaan, want pas dan kom je een stapje verder.


Gisteren las ik onder een parasol het boek We zijn nog nooit zo romantisch geweest, terwijl ik tegelijk als een watje zat te piepen dat het nu echt veel te warm was om een blog te schrijven. Het is een interessant boek waaruit ik zeker iets ga citeren, maar nog interessanter is het feit dat je de titel naar believen kunt aanpassen. Want we zijn in zekere zin namelijk ook nog nooit zo rijk geweest en misschien ook wel nooit eerder zo naïef. Pas toen besefte ik dat de voorstanders van het basisinkomen net zo'n positief wereldbeeld hebben als Hans Kennepohl en om die reden louter alle voordelen zien van een dergelijk systeem.

Mensen met een depressie of angststoornis zijn geen aanstellers, want zelf heb ik me ook wel eens serieus afgevraagd of ik niet een soort PTSS heb opgelopen door al dat heen en weer pendelen tussen huis en kantoor. Dat ik liever niet veel verder dan het Sauerland ga op vakantie, heeft alles te maken met het feit dat ik voorheen elke maand twee volle werkweken in de auto zat en ook wel eens op één dag heen en weer gereden ben naar München voor het maken van een reportage. Dat was dan ook nog op een zondag, waardoor ik de volgende ochtend gewoon weer achter mijn bureau zat. Zelfs als je daar niks aan overhoudt, kun je achteraf wel vaststellen dat het gekkenwerk was (en dat het dus niet gek is dat ik nu het liefst zo min mogelijk werk).

 
Zo meteen ga ik verder in De geluksmachine van Frank Mulder die niet alleen heel leuk schrijft, maar ook heel veel zinnigs te melden heeft in dit boek uit 2015. Zijn betoog sluit naadloos aan op mijn eigen boeken, want hij vindt dat we te weinig toekomen aan "dingen die er echt toe doen" en aan "zinvolle zaken". Ook hij probeert te komen tot een definitie van het goede leven en maakt een interessant onderscheid tussen behoeften (waaronder basisbehoeften) en verlangens. Die laatste categorie veroorzaakt de grootste problemen omdat er steeds weer nieuwe bijkomen en we ons niet spiegelen aan tevreden mensen uit het verleden, maar aan spiegelende etalageruiten die ons instant-bevrediging beloven.

Je kunt je niet makkelijk onttrekken aan de dwang van de consumptiemaatschappij en ook niet snel ontsnappen aan de regels van het rubberentegelparadijs, waarin ouders hun kinderen naar school brengen als het regent en er pillen te koop zijn tegen elke kwaal (angstig, druk, somber, dromerig). In het ergst geval heb je, zoals mijn eigen kinderen, geen scheiding meegemaakt, ben je niet één keer verhuisd en maak je pas op je 25ste je eerste sterfgeval mee als je oma van 97 overlijdt. Dan heb je een heerlijke jeugd gehad, maar ben je tegelijk een kuiken uit een broedmachine die in het wild wordt losgelaten en de opengesperde bek van een krokodil aanziet voor een schuilplaats tegen de regen.

maandag 18 juli 2016

Ga je op vakantie? Ga dan meteen ook op nieuwsdieet

Toen ik afgelopen donderdag een oud-collega een fijne vakantie wenste, kondigde hij aan dat hij zijn verblijf in Israël meteen zou aangrijpen voor een "nieuwsdieet". Zijn timing was bepaald navrant, want zijn vliegtuig was nog niet opgestegen of er denderde een dodelijke vrachtwagen over de boulevard in Nice. Toen ik op Twitter de eerste berichten las over een mogelijke staatsgreep in Turkije, appte ik hem dan ook dat hij een bijzonder moment had uitgekozen om zich af te sluiten voor de actualiteit. Tegelijk laat die stroom aan slecht nieuws zien, dat je inderdaad maar beter een reis kunt boeken naar een onbewoond eiland zonder internet om echt tot rust te komen.

Eerder heb ik al eens een blog geschreven over het bloeddrukverhogende effect van slecht nieuws en de stress die de angst voor aanslagen met zich meebrengt. De afgelopen dagen kregen we een overkill aan rampspoed over ons heen en op zulke momenten moet je wel erg sterk in je schoenen staan om daar helemaal geen last van te hebben. Mijn "geluk" is dat ik nu al een tijdje geen televisie kijk, want ik vond het nieuws uit Nice al schokkend genoeg zonder bewegende beelden en ooggetuigenverslagen. Datzelfde kun je zeggen over de toestand in Turkije, de politiemoorden in Amerika en de dood van de Kim Kardashian van Pakistan.

Het razende tempo waarin deze gebeurtenissen elkaar opvolgen, maakt je murw en onderstreept wat ik daarover las in het boek Mismatch. Ons reptielenbrein maakt geen onderscheid tussen acuut gevaar en onrustbarend nieuws van de andere kant van de oceaan dat via massamedia ons dagelijks leven binnendringt. Je doet er zelfs in een snelle auto al snel een uur of twaalf over om in Nice te komen, maar gevoelsmatig ligt het om de hoek en hoef je alleen maar op je badslippers de straat uit te lopen om óók slachtoffer te worden van een psychopaat in een vrachtwagen.


Hoe irrationeel dat effect is besefte ik pas toen ik vanmorgen in de krant een foto zag van Yolanthe, die met haar voetballende echtgenoot in het land woont van de mislukte coup. Geen wereldschokkend nieuws, maar ik vond het nogal verontrustend om te zien hoe mevrouw Sneijder - Cabau is veranderd van een bloedstollend bikinimodel in een soort bidsprinkhaan met size zero. Ik ben niet met haar getrouwd, ik hoef niet met haar naar bed en het zijn zelfs helemaal mijn zaken niet, maar het feit dat ik hierboven het woord "verontrustend" liet vallen, geeft aardig aan waar precies het probleem zit.

Slecht nieuws maakt je blijkbaar onrustig en heeft een negatief effect op je natuurlijke en volstrekt legitieme behoefte aan rust. Los van de vraag of je als democratisch burger je kop in het zand mag steken, is iedereen het er wel over eens dat je tijdens de vakantie recht hebt op rust in je kop en verder geen gezanik. Het heeft weinig nut om op je strandstoel te gaan zitten piekeren over Turkse demonstranten in je geboortestad of je hoofd te breken over de vraag of de moordenaar in Nice een echte terrorist is of iemand die - net als de aanslagpleger in Orlando - in de eerste plaats worstelde met zijn geaardheid vanwege zijn geloof.  


Het enige goede nieuws is eigenlijk het weerbericht, want hoewel ik zelf al dik tevreden ben met twintig graden en een mild zonnetje snakte een groot deel van Nederland naar dit soort Zuid-Europese temperaturen. Dat is ook een stukje Nice in Nederland, maar dan zonder bloedvergieten en zinloos geweld. Ik moest inwendig zelfs even glimlachen om al die snobistische Volkskrantlezers toen ik vanmorgen ontdekte dat het weerbericht in die krant rechtstreeks afkomstig is uit de kolommen van de Telegraaf.

Toevallig kreeg ik vlak voordat ik aan dit blog begon een reactie van die oud-collega die op nieuwsrantsoen is. Het lukt aardig, zo schreef hij, en het doet hem beslist goed, maar tegelijk is het praktisch ondoenlijk om je helemaal af te sluiten voor de actualiteit als je je smartphone meeneemt op reis en er achter elkaar zulke ingrijpende dingen gebeuren. Hij probeerde het stug vol te houden (wat op zich al een hele prestatie is als je journalist in hart en nieren bent), maar vergeleek het met meeroken: je krijgt er, of je nou wil of niet, toch altijd iets van mee...

donderdag 14 juli 2016

Hoe gevaarlijk is een spaarhypotheek?

Afgelopen dagen werd ik herhaaldelijk geattendeerd op een artikel uit De Telegraaf waarin gewezen werd op het risico dat je als huizenbezitter loopt wanneer je een spaarhypotheek hebt afgesloten bij een verzekeraar. In theorie kan Aegon morgen namelijk omvallen en dan is het maar de vraag wat er met de opgebouwde waarde in je spaarpolis gebeurt. Dat is een interessante vraag, maar tegelijk slaap ik er geen minuut minder om. In een wereld waarin een dergelijk groot bedrijf failliet gaat, hebben we namelijk allemáál een probleem. 


Daar komt bij dat het in mijn geval slechts om een bescheiden bedrag gaat: iets meer dan 44.000 euro. Zou je dat geld kwijtraken - en nogmaals: dat is heel theoretisch - dan is er nog geen man overboord. Bij een eventueel faillissement van een verzekeraar wordt eerst gekeken of de polissen bij een concurrent kunnen worden ondergebracht. Zou dat niet lukken (en zou zich niet op de valreep een Chinese koper melden zoals bij Reaal), dan zien we wel wat er gebeurt. Met een resterende looptijd van iets meer dan 3 jaar zie ik in de verte alweer land, dus erg lang hoef ik sowieso niet meer te watertrappelen.

Met een spaarhypotheek heb je ook wel heel andere problemen aan je hoofd. Zo ben je op verjaardagen toch een beetje de sukkel, omdat je niet profiteert van de krankzinnig lage hypotheekrente van dit moment. Ik kan me voorstellen dat heel veel huiseigenaren met een (bank)spaarhypotheek zich een hoedje zijn geschrokken als ze onlangs een nieuw, veel lager rentevoorstel van de bank ontvingen. In plaats van dat de woonlasten halveren (zoals bij de meeste andere hypotheekvormen) gaan ze bij een spaarhypotheek  netto vaak zelfs iets omhóóg. Dat is wel uit te leggen en uit te rekenen, maar eigenlijk niet te verkroppen.


Als mens (en daar hoef je helemaal geen huizenbezitter voor te zijn) moet je ook oppassen dat je je niet druk maakt om de verkeerde dingen en om geheel denkbeeldige gevaren. Om een voorbeeld te noemen: toen de meerkoet in de sloot achter ons huis jongen had gekregen, hield ik met een schuin oog de reiger in de gaten terwijl ik er totaal geen rekening mee had gehouden dat een buizerd enkele dagen later zowel de moeder als alle jongen te grazen zou nemen terwijl ze 's avonds "veilig" op het nest zaten. Je kunt in de eerste zin van deze alinea dus maar beter een punt zetten achter het woord "maakt".

Loopt uw spaarhypotheek gevaar? Vast wel, maar dat loop je zelf ook zodra je de voordeur achter je in het slot trekt en op pad gaat. Sterker nog: de meeste ongevallen gebeuren in en om huis, want het leven zit nu eenmaal vol gevaren. De kans bestaat dat je loopt te piekeren over de kans dat je verzekeraar omvalt en vervolgens zelf van een krukje valt omdat je zo in gedachten bent. Je moet dus proberen verstandig om te gaan met je geld en je geen slechte producten aan te laten smeren, terwijl je tegelijk je schouders ophaalt over onheilspellende krantenkoppen.


Nogmaals, als Aegon omvalt (of Nationale Nederlanden), hebben we allemaal een probleem, want dan praat je over Lehman in het kwadraat. De prepensioenuitkering die ik vanaf mijn 62ste zou moeten ontvangen komt van Aegon en de daaropvolgende pensioenuitkering van Nationale Nederlanden. Daarmee vergeleken is die spaarpolis van mijn hypotheek peanuts en zo kan ik nog wel even doorgaan. In dit systeem is alles zo met elkaar verweven dat er al snel een domino-effect ontstaat waar we uiteindelijk allemaal slachtoffer van worden.

Gisteren las ik weer ergens dat iemand een "2007-gevoel" had. Als dat klopt, dan krijgen we volgend jaar oktober een grote klap. Dat kan beginnen met de val van de Deutsche Bank, met een implosie van het Italiaanse bankwezen of een oplaaiende Griekse crisis. maar het kan net zo goed dat het allemaal - inclusief de brexit - met een sisser afloopt en je je voor niks zorgen hebt gemaakt. Het Klein Orkest zong ooit terecht dat je "sparend voor later" soms ook "sparend dood" gaat. Dat is zonde, maar het is nog veel triester om tobbend aan je einde te komen terwijl er geen vuiltje aan de lucht is en het allemaal vanzelf op zijn pootjes terechtkomt.

woensdag 13 juli 2016

Soms is een plakbandpensioen echt een punkbandpensioen

In mijn laatste boek schrijf ik dat een plakbandpensioen in mijn geval ook een beetje een punkbandpensioen is en waarschuw ik ervoor dat het natuurlijk geen klapbandpensioen mag worden. Niet alleen ben ik gek op dat soort woordspelingen (in mijn nieuwe boek over het basisinkomen komt ook het woord "baziginkomen" voor), er zit wat mij betreft ook een prachtige symboliek in. Want uitgerekend in de maand dat mijn plakbandpensioen officieel van start ging, kon de oudste punkband ter wereld (en als ze dat al niet zijn dan hebben ze in elk geval de oudste zanger) er eindelijk een punt achter zetten. Dat deden ze met hun 26ste officiële release en een uiterst toepasselijke titel.


Als je mij als eerstejaars student politicologie zou hebben verteld dat ik op mijn 55ste het 26ste album van de UK Subs zou kopen, zou ik je niet alleen voor gek hebben verklaard maar zou het mij waarschijnlijk ook zijn gaan duizelen vanwege de bijbehorende jaartallen. In 1980 waren we vooral bezig met het onheilspellende jaar 1984 en leek het magische jaar 2000 oneindig ver weg. Bovendien was punkrock als genre al na twee jaar doodverklaard door de media, ongeveer tegelijkertijd met het uiteenvallen van de Sex Pistols en de zelfmoord van Sid Vicious. Punk was een fragmentatiebom die het muzikale landschap voorgoed zou veranderen maar het werd tegelijk gezien als een tijdelijke explosie van woede en creativiteit.

Halverwege de jaren tachtig was er van het genre inderdaad niet bijster veel meer over, maar dat veranderde in 1991 in het kielzog van grunge toen er in Londen opeens allemaal punkrevival-festivals werden georganiseerd met oude bands die speciaal voor dat doel werden heropgericht of die al die jaren stug waren doorgegaan met spelen voor bijna lege zalen. Aan die reüniekoorts is daarna nooit meer een einde gekomen. Zo zijn Anti-Pasti en The Ruts bezig met nieuwe opnamen, heeft Kirk Brandon zijn band Theatre of Hate nieuw leven ingeblazen en komt ook The Ejected na meer dan dertig jaar (!) doodleuk met een nieuwe plaat op de proppen.


Al die bruisende activiteit maakt van mijn plakbandpensioen vanzelf een soort tweede jeugd, want een dezer dagen verwacht ik een koerier van DHL aan de deur met de nieuwe plaat van Komintern Sect, een Franse punkband die ik ooit tijdens de zomervakantie ontdekt heb. En in de la liggen al kaartjes klaar voor het concert dat de Toy Dolls in november geven in Rotterdam zodat de illusie compleet is. Zelfs als je deze muziekstijl helemaal niks vind, kun je je waarschijnlijk wel voorstellen welk magisch effect het heeft als bijna al je muzikale jeugdhelden van de middelbare school er vier decennia later nog steeds allemaal zijn.

Het verschijnen van het album Ziezo van de UK Subs (gisteren bezorgd door PostNL) maakt de cirkel rond. Toen ik de inmiddels 72-jarige Charlie Harper begin 2013 interviewde voor mijn boek Helemaal vrij vroeg ik hem hoe hun laatste plaat zou gaan heten. Zelf dacht ik aan zoiets als Zero Time Left maar tot mijn stomme verbazing noemde hij een woord dat al eens is gebruikt als titel van een boek van Annie MG Schmidt en dat buiten onze landsgrenzen zo onuitspreekbaar is dat de gitarist het op Twitter meteen al verhaspelde tot "Zeizo".


Opmerkelijk genoeg heeft hun muziek op dit album niets aan woede of kracht ingeboet. Terwijl je maar moet afwachten waar de Stones straks mee op de proppen komen als ze de studio induiken, klinkt dit laatste (?) album van de UK Subs nog even krachtig en vitaal als voorheen. De grimmige actualiteit biedt natuurlijk ook genoeg aanknopingspunten voor een boos liedje in een paar minuten, al hoop ik dat het laatste nummer van Kant A niet binnen al te korte tijd écht de kranten haalt. Zo sluit deze plaat naadloos aan op de tijdgeest en lijkt het tegelijkertijd of de tijd heeft stilgestaan.

Toen hun fans informeerden wat die titel van hun laatste album in vredesnaam betekent, vertaalden ze het met een uitdrukking die net zo goed op mijn situatie van toepassing is en die ervoor zorgt dat ik hun plaat vanmorgen met een big smile opzette: "Job Done." Daarmee is Ziezo de ultieme soundtrack voor mijn huidige bestaan, al zit ik vaak zat een halve dag achter de laptop en ben ik alweer druk bezig met mijn volgende boek. Zanger Charlie Harper zit zelf ook bepaald niet stil, want naar verluidt bevindt hij zich nu in de studio met zijn hobbybandje de Urban Dogs. Ook in die zin is het plakbandpensioen dus een punkbandpensioen, want je gaat natuurlijk gewoon lekker door met de dingen die je leuk vindt.

dinsdag 12 juli 2016

Zomaar wat gedachten over van alles en nog wat

Meestal begin ik de dag met het schrijven van een blog of een column. Nadat mijn hersenen de hele nacht bezig zijn geweest alle kartonnen dozen te rangschikken en te labelen, ga ik nog even door met ordenen. Want dat doe je: je pakt een onderwerp bij de lurven en maakt er een mooi afgerond verhaal van, het liefst met een duidelijke moraal of een conclusie waar je niet omheen kunt. Dat geeft een wat vertekend beeld van de werkelijkheid, want wat doe je vervolgens met al die losse, vaak lukrake  gedachten die je op een denkbeeldig kladblaadje schrijft?

Er gebeurt in het dagelijks leven genoeg waar ik niks mee kan en waar ik zo snel geen oplossing voor heb. Regelmatig heb ik over een bepaald onderwerp een uitgesproken mening, maar veel vaker ook gewoon helemaal niet. Als schrijver observeer ik vooral en soms duurt het even voor je bepaalde dwarsverbanden ziet of het grote verhaal. Er gebeuren ook genoeg dingen die betekenisloos zijn, volstrekt willekeurig of juist gewoon tragisch, maar waar je verder niets mee kunt en waar je ook niemand verder mee kunt helpen.

Zo hoorde ik afgelopen weekend dat een kennis getroffen is door alvleesklierkanker en nog maar een paar maanden te leven heeft. Ik ken hem van gezicht van verjaardagen en heb wel eens een praatje met hem gemaakt. Hij heeft een markante kop en een muzieksmaak die raakvlakken heeft met de mijne. Tegelijk bevindt hij zich dusdanig in de periferie van mijn kennissenkring dat ik niet eens een kaartje krijg voor zijn uitvaart. Toch probeerde ik me het laatste gesprek dat ik met hem voerde voor de geest te halen. Daarvan herinner ik me alleen een leuke bedoelde opmerking die ik maakte, namelijk dat hij op één avond meer bier dronk dan ik in heel mijn leven.

Dat is achteraf gezien een wrange grap, maar verder kan ik er niets anders over zeggen dan dat ik de afgelopen dagen vaak aan hem heb gedacht en aan het feit dat het triest is dat hij de zestig niet eens haalt. Ik moest ook denken aan al die verjaardagen waarop ik als een lulletje rozenwater met een glas water in mijn hand stond, terwijl de ene krat bier na de andere soldaat werd gemaakt. Hoe vaak wordt er dan niet tegen je gezegd dat je "niet zo ongezellig moet doen"? Aan dat soort dingen denk je dan, zonder dat je er nog een mooi einde aan kunt breien.


Toen ik afgelopen zondag een rondje maakte op de racefiets, vielen mij ook een paar dingen op. Zo lijken 60-plussers op een e-bike vaak geen benul te hebben van hun snelheid. Dat komt waarschijnlijk door het gemak waarmee ze zich voortbewegen, maar het zorgt er nogal eens voor dat ze bochten te ruim nemen en veel te hard op een kruising of een rotonde af racen. Ik vroeg me ook af of er al eens een wetenschapper is geweest die heeft uitgerekend wat het equivalent is van 60 km fietsen op een e-bike met maximale ondersteuning. Is dat te vergelijken tien kilometer op een gewone fiets? Minder?

Onderweg zag ik zoveel jongeren die naar een scherm liepen te turen dat het bijna een running gag leek. Niet zelden waren het stelletjes die naast elkaar liepen, allebei verdiept in de digitale wereld op hun smartphone. Een jongere zonder mobieltje in zijn hand is bijna net zo zeldzaam als een zestiger op een gewone fiets die harder gaat dan twintig. Toen ik met moeite twee dames van die leeftijd inhaalde die allebei op een sportfiets reden met tien versnellingen, heb ik ze in het voorbijgaan dan ook gecomplimenteerd en mijn duim opgestoken. Heel aardig van mij, maar toen ik even later bijna werd getorpedeerd door een jonge spookrijder met een smartphone in zijn hand, reageerde ik iets minder vriendelijk.


Al deze onderwerpen had ik om kunnen bouwen tot een column of een compleet hoofdstuk in een boek, maar ik ben hooguit 10% van de tijd een soort dominee en zie veel vaker ergens wel de lol van in of de betrekkelijkheid. Op het moment dat het op afgesproken werk begint te lijken, worden al die jongeren met hun smartphones vanzelf een soort figuranten en waan je je ineens in een livestream van Jiskefet. Datzelfde geldt voor die reiger die opeens door het beeld liep toen ik vorige week werd geïnterviewd over het basisinkomen. Zit je daar met een heel ernstig gezicht allemaal serieuze dingen te verkondigen, sluipt er ineens zo'n enorme vogel achter je langs op zijn steltpoten. Toen ik dat terugzag, lag ik in een deuk en besefte ik weer wat de kracht is van humor. Het helpt je om dingen te relativeren en zorgt er tevens voor dat je ook je eigen verhalen niet al te serieus neemt.

maandag 11 juli 2016

Eindelijk genoeg tijd om al die boeken te lezen

Na het verschijnen van De omgekeerde werkweek werd mij door journalisten vaak de vraag gesteld hoeveel ik zélf nou eigenlijk werk. In het verlengde daarvan ligt de vraag hoe een gemiddelde doordeweekse dag er uitziet met een tamelijk lege agenda en een bescheiden basisinkomen. Op beide vragen heb ik een goed antwoord, maar veel interessanter is het hoe een ideále dag tegenwoordig verloopt. Beter gezegd: wanneer heb ik nou echt profijt van mijn plakbandpensioen? 


Om dat vast te stellen hoeven we maar een paar dagen terug in de tijd te gaan, namelijk naar afgelopen vrijdag. Nadat ik mijn Franse gast op station Lombardijen had afgezet, ben ik weer naar huis gegaan om daar een blog te schrijven over zijn bezoek. Vervolgens heb ik een een paar boterhammen met aardbeien gegeten als lunch en ben ik naar de plaatselijke bibliotheek gereden om een paar boeken terug te brengen en weer een paar nieuwe te lenen. Normaal gesproken kom ik er één keer per week, maar die frequentie neemt steeds iets toe.

Zonder aarzelen liep ik deze keer af op de rij boeken met de letter D. Een oud-collega (die op mijn advies aan een boek van Thomas Verbogt was begonnen) had namelijk geappt dat ik beslist eens iets van Nico Dijkshoorn moest lezen. Ten overvloede had hij erbij gezegd dat ik verder alles moest vergeten wat ik dacht, vond of meende te weten van die man. Geen gekke toevoeging, want ik kende Dijkshoorn alleen maar van zijn optreden bij De Wereld Draait Door en zou uit mijn hoofd geen enkel boek van hem kunnen noemen.


Na thuiskomst ben ik meteen begonnen in de verhalenbundel Kleine Dingen. Uren later (nadat er ook nog iemand gezellig op theevisite was geweest en we 's avonds pizza hadden gegeten) had Dijkshoorn er weer een fan bij. Nog diezelfde avond begon ik aan Nooit ziek geweest, hoewel mijn oud-collega tot dusver alleen korte verhalen en gedichten van hem had gelezen en niet wist of hij ook goede romans schreef. Om kwart voor twaalf, drie kwartier later dan ik normaal gesproken naar bed ga, stopte ik met tegenzin met lezen en besloot ik de volgende dag nóg een paar van zijn boeken te halen.

Inmiddels ben ik al aardig op streek in De tranen van Kuif den Dolder, terwijl In zijn nabijheid op mijn nachtkastje ligt en ik zojuist bericht kreeg van de bieb dat de dikke Dijkshoorn voor me klaarstaat op de plank met reserveringen. Waarschijnlijk stop ik pas als ik alle boeken heb gelezen die hij tot op heden heeft geschreven (voor zover ze in de bibliotheek voorradig zijn), net zoals ik dat eerder heb gedaan met Thomas Verbogt. Ik las een interview met hem toen hij genomineerd was voor de Libris-prijs, leende uit nieuwsgierigheid een boek en heb er inmiddels een stuk of veertien verslonden.


Dat vraag ik mezelf de laatste tijd dus regelmatig af: wanneer was ik al deze boeken (en meer) gaan lezen als ik gewoon tot mijn 68ste in loondienst was gebleven? In die ene zomervakantie van een week? Had ik mezelf nog dertien jaar lang op rantsoen moeten zetten, terwijl ik eigenlijk niets liever doe dan lezen? Wat is dat voor een leven? En zijn er nou echt mensen die op maandag liever aansluiten in de file op weg naar kantoor dan zich verwachtingsvol in een luie tuinstoel te nestelen met weer een nieuwe schrijver die ze hebben ontdekt?

Afgelopen vrijdag was een topdag en misschien wel de mooiste dag van het jaar. Op de omslag van bovenstaand boek vraag Verbogt zich af wat nou precies de bedoeling is en diezelfde vraag kun je stellen als het om jouw leven gaat. Wat is daarvan nou de zin en de bedoeling? Nu ik weer volop tijd heb om te lezen, naar muziek te luisteren en op de racefiets te stappen hoef ik niet lang na te denken over het antwoord op die vraag. De bedoeling is vanaf nu: zoveel mogelijk mensen op e-bikes inhalen op de fiets en de rest van de tijd besteden aan "inhaallezen".

vrijdag 8 juli 2016

Het eerste interview over mijn basisinkomen zit erop

Hoewel mijn nieuwe boek pas op z'n vroegst volgend jaar zomer verschijnt, heb ik mijn eerste interview over het basisinkomen er alweer opzitten. Of eigenlijk ging het de hele tijd over een "basic income", want ik werd geïnterviewd en gefilmd door een Franse student die het plan heeft opgevat om een documentaire te maken over dit actuele onderwerp. Na afloop van het twee uur durende gesprek wilde hij een goedkoop hotel in Rotterdam zoeken, maar in plaats daarvan lieten we hem gratis overnachten in onze Bell-tent om hem vanmorgen te verrassen met een ontbijt met Hollandse aardbeien en hagelslag.  


Voordat ik Elie Roesch oppikte had hij al gesproken met Frans Kerver (de eerste Nederlander met een basisinkomen) en Anna van Dalen (de eerste vrouw met een basisinkomen). Vervolgens belandde hij in mijn achtertuin om een gesprek te voeren over de vraag wat het met je doet als je je zestig maanden niet druk hoeft te maken over alle rekeningen die moeten worden betaald. Want ik heb genoeg gespaard om mezelf vijf jaar lang een maandelijks bedrag uit te keren van 1000 euro netto. Dat is óók een soort crowdfunding, alleen heb je het gehele bedrag zelf bij elkaar gespaard en hoeft er niet te worden geloot.

Er zijn mensen die zeggen dat dat natuurlijk geen echt basisinkomen en dat klopt ten dele. Je kunt namelijk ook zeggen dat ik aan het rentenieren ben of aan het interen op mijn spaargeld. Op dezelfde manier kun je aanvoeren dat ik mijn eigen bijstand betaal, een soort privé-VUT organiseer of mezelf alvast AOW uitkeer. Roesch maakte daar geen punt van en was vooral blij dat mijn experiment vijf jaar duurt omdat je dan pas écht radicale stappen durft te zetten en conclusies kunt trekken. Bij een basisinkomen van een jaar weet je dat je twaalf maanden later alweer in je eigen onderhoud moet voorzien en ben je bij voorbaat al met die einddatum bezig terwijl ik mezelf een 12-jarige voel aan het begin van een lange, lange vakantie waarin nog van alles kan gebeuren.


Het ging uiteraard over de haalbaarheid van een dergelijk systeem en om de betaalbaarheid, maar er kwamen ook filosofische kwesties aan de orde. Voor het eerst hoorde ik mezelf hardop zeggen dat het huidige systeem niet lang houdbaar meer is en aan alle kanten in zijn voegen begint te kraken. Europa rafelt uiteen, in Italië is het banksysteem feitelijk al failliet en tegelijk nemen de verschillen tussen arm en rijk toe - ook tussen kansarm en kansrijk. Dat kan leiden tot de opkomst van extremistische partijen, maar ook tot een implosie van het neoliberale marktkapitalisme op een abrupte manier waar we ons nu nog geen voorstelling van kunnen maken.

Vraag is of het basisinkomen - in welke vorm of gedaante ook - een utopie is of een uitweg. Het is in ieder geval een radicaal andere denkrichting die minder schadelijk is voor mens en milieu. Veel van wat ik inmiddels over dit onderwerp heb bedacht en opgeschreven (en op deze plek nog even voor me houd), werd nu hardop geformuleerd. Ik kon hem meteen ook vertellen dat de voorzichtige experimenten met een vorm van regelarme bijstand die hier op 1 januari 2017 van start zouden gaan in steden als Nijmegen, Groningen en Utrecht in ieder geval een paar maanden moeten worden uitgesteld omdat de overheid nogal halsstarrig is en weinig toeschietelijk.


Frans Kerver heeft zijn experiment er net op zitten, Anna van Dalen is er net mee begonnen en ik ga mijn derde maand in. Op 1 juli heb ik mezelf weer 1000 euro uitbetaald van mijn spaarrekening en dat begint al zo'n routine te worden dat het bijna lijkt of ik een toelage krijg van een instantie. In die zin pakt het experiment precies zo uit als ik hoopte: ik kan kiezen wat ik doe en dat betekent soms ook dat ik vriendelijk bedank voor bepaalde opdrachten omdat ik er geen zin in heb en omdat ik me realiseer dat méér geld meestal helemaal niets toevoegt. Want dat doet een basisinkomen met je: je gaat er weer eens echt voor zitten om te bepalen wat je nu precies zou moeten beschouwen als "basisbehoeften".

Gisteren werd dat weer eens duidelijk, want op het lijstje staat in elk geval: goed eten in goed gezelschap en op een prachtige plek met heerlijk windstil weer. Helaas moest ik mijn plek in de tent een nachtje afstaan, maar bij basisbehoeften horen denk ik ook kernwaarden als gastvrijheid, vriendelijkheid en medemenselijkheid. Ik hoefde maar één tel te denken aan de ouders van deze dappere 18-jarige (die ongeveer net zo oud zijn als wij) om te besluiten dat ik hem niet meteen na het gesprek terug zou brengen naar een armzalig hotel in een achterbuurt van mijn geboortestad. In plaats daarvan hebben we er een soort gratis campinmygarden van gemaakt, de hele avond Franse muziek gedraaid van zanger Raphael en hem nog even de molen van Rijsoord laten zien zodat hij thuis kan laten zien waar hij nou eigenlijk precies geweest is.

  

donderdag 7 juli 2016

Onze zomervakantie: niet te duur en niet te ver

Als mensen naar mijn vakantieplannen vragen, moet ik meestal het antwoord schuldig blijven en kom ik niet verder dan de dooddoener "niet te ver en niet te duur". Tot voor kort had ik daar ook nog "niet te lang" aan toe kunnen voegen, maar dit jaar gaan we voor het eerst in lange tijd weer eens veertien dagen achter elkaar weg. Bij het boeken volg ik meestal een omgekeerde strategie: ik zoek eerst een voordelig vakantie-appartement en kijk dan pas waar het eigenlijk precies ligt. Het grappige is dat dat altijd verrassend goed uitpakt.


Helemaal lukraak kiezen we onze vakantie nou ook weer niet, want het is een optelsom van afstand en persoonlijke voorkeuren. Mijn kinderen vinden alles prima zolang er maar wifi is en een zwembad in de buurt, terwijl ik een zwak heb voor Duitsland en mijn vrouw het sowieso heerlijk vindt om even wég te zijn. Vorig jaar kwamen we terecht aan de voet van het Zwarte Woud in een streek die Kaiserstuhl heet (feitelijk een hobbel in het verder vlakke Rijndal) waar ook nog eens een heerlijk microklimaat heerste en de temperatuur alleen 's nachts onder de 25 graden zakte.

Deze keer beginnen we in het huis hierboven dat in het noorden van de deelstaat Beieren ligt en dat voor vier personen uitkomt op 357 euro per week in het hoogseizoen. Als we sámen waren geweest zouden we zelfs nog veel goedkoper uit zijn geweest, want dan rekent de eigenaresse slechts 250 euro (al komt daar dan nog wel 1 euro per dag bij voor draadloos internet). Voorheen was ik dat bedrag alleen al kwijt aan benzine en tol als we naar Toscane reden en daar kwam dan nog eens minimaal 600 euro aan huur bij.


Na die eerste week rijden we alweer richting huis voor een weekje in het Sauerland. Dat is een beetje een gok, want we hebben daar wel eens een zeven dagen op een camping gestaan en alleen maar regen gehad. Met een beetje mazzel kunnen we echter genieten van het hierboven afgebeelde terras in de tuin en het bijbehorende uitzicht. Dit appartement was iets duurder en kwam voor vier personen net boven de 400 euro uit, maar ook dat is stukken goedkoper dan de meeste mensen die ik ken kwijt zijn aan hun camping of huisje.

Inmiddels heb ik al gezien waar we pizza kunnen halen, waar de bakker zit en waar het dichtstbijzijnde openluchtzwembad zich bevindt. In Beieren hoeven we daar grappig genoeg alleen maar de straat voor over te steken, zodat we de auto niet eens nodig hebben. Uit ervaring weten we dat er in Warstein ook een heel leuk overdekt zwembad is, dus zelfs als het nat en koud is valt de vakantie niet in het water. Met een stapel goede boeken in de kofferbak doet het weer en de locatie er sowieso niet eens zo heel veel toe.


Welke bezienswaardigheden we gaan bezoeken beslissen we meestal ter plekke, maar de stad Fulda lijkt me op voorhand al leuk. Als we daar dan toch zijn, kunnen we meteen ook even langs de Löherstrasse waar een platenzaak zit die ik inmiddels ook op Facebook volg. Op dezelfde manier heb ik ontdekt dat er ook in het stadje Soest onlangs een tweedehands lp-winkel is geopend door een leeftijdgenoot met een passie voor vinyl. Als ik op de laatste dag dus een bescheiden stapeltje platen inpak in de wetenschap dat ik maar 300 kilometer hoef te rijden om weer thuis te komen, kan deze vakantie wat mij betreft de geschiedenis in als geslaagd en voor herhaling vatbaar.

woensdag 6 juli 2016

Zo vreselijk rijk zijn al die ouderen helemaal niet

Vanmorgen, nog voor ik zelf de krant uit de bus had gevist, werd ik al vroeg geattendeerd op een artikel in De Telegraaf  waarin zou worden bepleit om "ouderen zwaarder te belasten". Die conclusie trok de krant uit een rapport van de Studiegroep Duurzame Groei dat vandaag is verschenen en bedoeld is als advies aan het eerstvolgende kabinet. Of er iets mee gedaan wordt, zal dus voor een belangrijk deel worden bepaald door de uitslag van de parlementsverkiezingen in 2017. Ik heb het meteen maar even gedownload om te zien wat de plannen nu precies zijn, want dit rapport kun je beschouwen als een concept-regeerakkoord.


Het voorstel is om ouderen net zoveel AOW-premie te laten betalen als werkenden, omdat deze groep relatief veel te besteden heeft. Dat klopt deels, zeker als het gaat om de huidige groep gepensioneerden. In Het plakbandpensioen schrijf ik niet voor niets dat een kwart van de werkenden na de pensionering netto méér te besteden heeft dan daarvoor. Tegelijk begin ik wel een beetje moe te worden van de verhalen dat ouderen zo vermogend zijn, nog los van de vaak genoemde constatering dat dat "oneerlijk" zou zijn en "scheef".

Als mijn huis straks helemaal is afgelost, ben ik op papier ook een kwart miljoen rijker terwijl ik in een spijkerbroek loop van tien jaar oud en me de afgelopen jaren van alles heb ontzegd om hypotheekvrij te worden. Ben ik dan rijk? Hoor ik dan, zoals me onlangs voor de voeten is geworpen, ineens tot de rijkste 10% van Nederland? Ons voorbeeld laat juist zien dat iedereen een leuk bedrag bij elkaar kan sparen als hij daar maar vroeg genoeg in zijn leven mee begint. Het is in dat verband een tikje kortzichtig om zestigplussers te plukken omdat veertigers nog (met de nadruk op: nog) niet zoveel vermogen hebben opgebouwd als hun ouders.


De conclusies van het rapport staan ook nog eens in schril contrast met de recente waarschuwing van het Nibud dat de gepensioneerden van morgen juist geconfronteerd worden met hoge lasten en hun inkomenspositie niet zelden overschatten. Door stijgende zorgkosten zal een steeds groter deel van het inkomen daaraan moeten worden besteed, terwijl pensioenen worden gekort, spaargeld niets oplevert en uitkeringen al jaren niet meer zijn geïndexeerd. Met de plannen van deze studiegroep wordt diezelfde groep ouderen dus ook nog eens in de rug aangevallen.

Nog niet zo lang geleden is de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd in de verwachting dat er een enorme krapte op de arbeidsmarkt zou komen. Dat bleek de blunder van de eeuw te zijn, want de werkloosheid is juist hoog en onder 50-plussers zelfs bovengemiddeld problematisch. Met dit rapport in de hand kun je dus "rijke" ouderen extra gaan belasten, terwijl armoede zonder aanvullende maatregelen toch al op de loer ligt voor deze kwetsbare groep. Zo hobbelt overheidsbeleid steeds achter de feiten aan en wordt telkens op het verkeerde paard gewed.


Zelf verwacht ik in de nabije toekomst juist heel andere problemen, want de snel groeiende groep ZZP'ers bouwt weinig of geen aanvullend pensioen op. Zo ben ik onlangs nog op de foto gezet door een fotograaf van 44 die vertelde dat hij nauwelijks spaargeld bezat, geen enkel pensioen had opgebouwd en in een huurhuis woonde. Over een kleine vijfentwintig jaar is diezelfde kleine zelfstandige aangewezen op alleen AOW en waarschijnlijk gedwongen om door te blijven werken om niet in armoede te vervallen.

De huidige gepensioneerden hebben het relatief goed, maar dat is tegelijk een uitstervende groep. Neem je nu maatregelen om die categorie extra zwaar te belasten dan tref je daarmee ook al die toekomstige gepensioneerden die in een koophuis zitten met een aflossingsvrije hypotheek waarop nog geen cent is afgelost, werkloze vijftigers die niet meer aan de slag komen en dus ook geen pensioen meer opbouwen en de snel groeiende groep eenpitters die vaak te weinige geregeld heeft voor later of simpelweg te weinig winst maakt om daar geld voor te reserveren. Dat krijg je als je beleid maakt op basis van oud nieuws en dat vervolgens koud serveert.

dinsdag 5 juli 2016

En wéér valt ineens de televisie uit

Voor de tweede keer dit jaar zijn we afgesloten van de kabeltelevisie. Was het vorige keer een graafmachine die de kabel verorberde, deze keer werd hij met grof geweld uit de aansluiting aan de woning gerukt. Dat merkten we overigens pas toen de buurman ons erop attendeerde dat hij per abuis een kabel had geraakt, want de televisie had al dagen niet aangestaan. In  heel veel gezinnen zou een dergelijke gebeurtenis midden in de sportzomer waarschijnlijk tot paniek leiden, maar de kans bestaat dat ik het zelf pas weken laten zou hebben ontdekt. Vraag is dan ook of we dit wel moeten laten repareren of eerder moeten beschouwen als een signaal dat het televisietijdperk definitief achter ons ligt.


Opnieuw bleek het een geluk bij een ongeluk dat wij - heel ouderwets en heel oneconomisch - telefoon, internet en televisie nog afnemen van drie verschillende leveranciers. Als we alles bij Ziggo hadden besteld, zou niks het meer doen en zou het hooguit een paar tellen duren voordat er iemand in huis riep dat het internet was uitgevallen. Nu moest ik de televisie speciaal aanzetten om te zien dat er alleen sneeuw in beeld was. Het EK was in volle gang, maar ik had er nog geen seconde van gezien. Datzelfde geldt voor iemand als Farage die volgens de krant "charismatisch" is, maar die ik nog nooit heb horen praten of zien bewegen.

Voor alle duidelijkheid: dat is geen snobisme. Het wordt soms wel zo opgevat als ik in gezelschap laat vallen dat ik amper nog televisie kijk, maar daar heeft het niets mee te maken. In Het plakbanpensioen besteed ik zelfs een heel hoofdstuk aan mijn eigen kijkgedrag, omdat ik me verbaasde over mijn gebrek aan belangstelling voor dit medium dat al sinds 1967 aanwezig is in mijn leven. Want hoe kan het dat je nauwelijks nog geduld op kunt brengen voor de meeste televisieprogramma's, terwijl je meer vrije tijd hebt dan ooit? In mijn boek kom ik met een plausibele verklaring, maar op verjaardagen klink je al snel als iemand die zijn neus ophaalt voor zulk platvloers vermaak.


De reparateur van Ziggo - dat moet gezegd - was weer net zo snel ter plekke als de vorige keer. Toen echter bleek dat er voor de reparatie een gat in de buitenmuur moest worden geboord en de aansluiting ineens op méters afstand van de televisie uit zou komen, heb ik hem een kop koffie aangeboden en vriendelijk bedankt voor de moeite. Gevolg is dat de kabel nog steeds geknakt uit het zand steekt, nu met een stuk tape aan het uiteinde en we alleen televisie kunnen kijken via uitzending gemist. Toch heb ik het nog geen moment gemist, zeker niet nu ik alweer bezig ben in het twáálfde boek van Thomas Verbogt in korte tijd.

Pas vanmorgen bedacht ik dat het daar in deze fase van mijn leven ook om gaat: afvinken wat je echt belangrijk vindt en bepalen wat je in jouw geval beschouwt als basisbehoeften. Zonder water uit de kraan is het meteen paniek en zonder internet valt ook hier in huis opeens alles stil, maar een gat boren in de muur voor een analoge televisie-aansluiting leek me gisteren opeens net zo zinloos en futiel als het kopen van een tweedehands fax op Marktplaats. Het eerste programma dat ik écht wil zien is de Top 2000 a gogo in december, want Tegenlicht kijk ik meestal toch al op een tablet via uitzending gemist.


Waarschijnlijk bel ik na de zomer wel even naar onze internetprovider om te zien of digitale televisie via de telefoonkabel werkt en bevalt, maar eigenlijk vind ik dit wel een interessant experiment. Op een bepaalde manier is het zelfs wel opwindend: om tegen Ziggo te zeggen dat je je abonnement opzegt zonder dat daar iets voor in de plaats is gekomen. Je kunt het zien als een besparing (scheelt toch weer twee tientjes per maand), maar het is vooral de zoveelste scherpe bocht in dat smalle, verrassende weggetje dat we volgen sinds we op een bescheiden bordje langs de snelweg naar stressland een afrit zagen met het woord "aflossen" erop.

Sindsdien is niet alleen alles anders, maar is alles ook voortdurend aan verandering onderhevig omdat er nou eenmaal geen redden meer aan is als de lading in het ruim van het schip eenmaal begint te schuiven. Zolang de boel niet kapseist is dat alleen maar een spannende ervaring, omdat je niet weet waar dat schip eigenlijk naar op weg is. Veelbetekenend is alvast wel dat mijn agenda niet meer vol staat met interviewafspraken en deadlines, maar met de titels van alle boeken die ik de afgelopen tijd heb gelezen. Alleen op die manier kan ik onthouden dat Herfst in het oosten inderdaad alweer het twaalfde boek is van Thomas Verbogt is dat ik lees, terwijl de nummers dertien en veertien al klaar liggen op mijn nachtkastje. Naast de ongebruikte afstandsbediening van de televisie.

maandag 4 juli 2016

Is huishoudelijk werk net zo zwaar als betaald werk?

Gisteren heb ik een artikel uit The Guardian op Twitter gedeeld, niet om interessant te doen maar omdat ik het toevallig voorbij zag komen doordat ik schrijfster Hanna Jameson volg. Ik heb het bericht geretweet, inclusief haar vernietigende commentaar, terwijl ik het in ieder geval gedeeltelijk met de auteur van het stuk eens ben. Hij snijdt een interessant onderwerp aan waar ik toch al eens een blog aan wilde wijden, zonder meteen als een dolle olifant door de porseleinkast te denderen. Je maakt je namelijk niet erg populair als je op een verjaardag voorzichtig oppert dat huishoudelijk werk misschien minder zwaar en stressvol is dan een fulltime betaalde baan.


Laat ik het daarom eerst maar eens opnemen voor de huisvrouw. Want huishoudelijk werk is ondankbaar en repetitief, houdt nooit op en wordt door de rest van de gezinsleden doorgaans als vanzelfsprekend gezien. Jonge vrouwen die net moeder zijn geworden en het huishouden willen combineren met een partttime baan, hebben het zwaar. Het begrip "dubbele belasting" is niet voor niets uitgevonden, ook al is de bijbehorende stress die vrouwen in een dergelijke situatie ervaren soms subjectief. Hoe dan ook ben je bezig een heleboel bordjes tegelijk omhoog te houden en dat vreet energie en aandacht.

Toch komt er een keer een kantelpunt en dat moment bevindt zich zo ongeveer in de levensfase waar ik mijzelf nu ook in bevind. Met kinderen die allemaal aan het studeren zijn en soms hun diploma al op zak hebben, kun je als vrouw last hebben van het legenestsyndroom (wat óók geen kattenpis is en zeker geen aanstellerij), maar de bijbehorende agenda wordt ook een stuk leger. Ik heb wel eens uit de losse pols uitgerekend dat wij in dat geval dan nog maar één keer per week een was zouden hoeven draaien, zeker in de zomermaanden wanneer mijn favoriete tenue bestaat uit blote voeten en een korte broek.


In die situatie treedt er een discrepantie op tussen het bestaan van een fulltime werkende man en een fulltime huisvrouw waar in de media nóóit aandacht voor is, maar waar ik persoonlijk toch een paar duidelijke voorbeelden van ken. Door de verhoogde pensioenleeftijd heb je als 52-jarige werknemer nog 15 jaar voor de boeg en sta je in de file in de wetenschap dat je vrouw in de tuin zit te lezen, met vriendinnen naar de bioscoop is of in het zonnetje de was ophangt. Dat is misschien wat scherp aangezet (er zijn steeds minder fulltime huisvrouwen en steeds meer vrouwen met een parttime baan), maar het kan geen kwaad om je eens af te vragen wie van beide partijen het in een dergelijk scenario zwaarder heeft.

Door de discussie over emancipatie, taakverdeling, salarisverschillen en glazen plafonds zou je bijna het idee krijgen dat vrouwen het in alle gevallen en onder alle omstandigheden zwaarder hebben. Dat is een slimme, maar ook wat merkwaardige frame.Toen ik fulltime werkte, drie uur per dag in de auto zat en noodgedwongen in de avonduren boeken schreef, werd mij op verjaardagen wel eens spottend gevraagd waarom ik mijn eigen overhemden niet streek. Opvallend genoeg vroeg niemand ooit aan mijn vrouw of zij het gras wel eens maaide en ook niet waarom zij maar twee dagen per week werkte in plaats van vijf.


Daar gaat dat stuk in The Guardian over en daar mag best eens over worden gepraat en nagedacht. Ik werd vooral getroffen door de constatering van de anonieme schrijver dat hij zo snel zichtbaar verouderde, want ik heb zelf ook het gevoel dat ik de laatste vier jaar in loondienst acht jaar ouder ben geworden. Dat gevoel is volstrekt verdwenen nu ik fulltime schrijver ben en tussendoor op mijn dooie gemak boodschappen doe, de vaatwasser uitruim en de was ophang. Thuis is nu alles perfect in balans en wat mij betreft ook volstrekt eerlijk verdeeld, maar dat kan ik niet zeggen van die paar vrienden die nog steeds een volledige baan hebben terwijl hun vrouw zich alleen hoeft te bekommeren om het huishouden.

Ik heb wel eens gezegd dat dát de belangrijkste reden is waarom al die bejaardenhuizen dicht moeten: omdat je daar in één oogopslag kunt zien dat vrouwen gemiddeld veel langer leven dan mannen. Dat kan te maken hebben met hormonen, met (on)gezonde leefgewoonten en weet ik wat wat allemaal nog meer, maar ik kan het ook niet geheel los zien van de traditionele taakverdeling tussen man en vrouw.  Het is volgens mij dan ook geen toeval dat mijn schoonmoeder (die niet werkte, elke dag in de tuin bezig was, op haar fiets de boodschappen deed en veel verse groenten at uit de eigen moestuin) bijna 98 is geworden, terwijl haar man (die naast zijn fulltime baan ook nog een verzekeringsagentschap runde) al dertig jaar eerder was overleden.

vrijdag 1 juli 2016

Wanneer beseffen we dat leven belangrijker is dan werken?

Gisteren heb ik ruim anderhalf uur met veel genoegen zitten kijken naar een film met een Franse titel waar ik nog nooit van had gehoord. Dat zit zo: veel lezers komen door de uitgebreide bibliografieën achterin mijn boeken op het idee om iets te lezen van Deon Meyer of Eric Mecking, maar dat werkt ook andersom zo. En dus liggen er op mijn nachtkastje twee boeken van Ap Dijksterhuis en Claudia de Breij die lezers mij hadden aangeraden. Op dezelfde manier kwam ik op het idee om de film Le Tout Nouveau Testament bij mijn plaatselijke bibliotheek te reserveren.


Dat laatste was nog niet eens zo makkelijk, want geen van de bibliotheken uit mijn eigen regio bleek hem te hebben ingekocht. En dus moest hij, tegen betaling van 1 euro, helemaal uit Laren worden opgestuurd en duurde het maanden voordat hij eindelijk arriveerde. Inmiddels was er zoveel tijd verstreken dat ik niet eens meer wist wie mij deze film had getipt en al helemaal niet wat precies de link was met mijn boeken. Maar gisteravond was het zo nat en somber dat het wel herfst leek, dus een mooi moment om weer eens naar een film te kijken.

Ik begon blanco te kijken, met nul verwachtingen en in de begrijpelijke veronderstelling dat het om een Franse film ging. In werkelijkheid is het een Belgische productie met - los van Catherine Deneuve - louter onbekende acteurs. Je moet even in het verhaal komen, want het is een licht surrealistische, sprookjesachtige film die als uitgangspunt heeft dat God bestaat en op een bovenetage in Brussel woont. Wie daarin mee kan gaan, wordt beloond met een heerlijke feelgood-film die me qua sfeer een beetje deed denken aan Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain.


Allemaal leuk en aardig, maar dat verklaart natuurlijk nog niet waarom ik deze film per se moest zien volgens een van mijn lezers. Dat bleek pas toen ik deze ondertitels voorbij zag komen, die letterlijk afkomstig hadden kunnen zijn uit De omgekeerde werkweek. Je kunt werk immers beschouwen als het leveren van een maatschappelijke bijdrage waarvoor je als dank salaris ontvangt, maar je kunt het ook zien als het verkopen van je vrije tijd in ruil voor geld of nog iets scherper aangezet zoals hierboven.

Het sleutelmoment in de film (en daarmee verklap ik niks essentieels), is het moment waarop alle mensen op aarde precies te horen krijgen hoe lang ze nog te leven hebben. Dat kan zomaar nog eens een riante halve eeuw zijn, maar het kan net zo goed gaan om een periode van weken of zelfs dagen. Nu weten we allemaal wel dat we niet het eeuwige leven hebben, maar het is heel interessant om te zien wat er gebeurt wanneer mensen exact weten hoeveel tijd (en dus ook: hoeveel vrije tijd) hen nog ter beschikking staat.


Wat je zou verwachten gebeurt: niemand gaat nog naar zijn werk als hij eenmaal dat appje heeft ontvangen dat alles anders maakt. Welke conclusies je daar precies aan moet verbinden, moet iedereen zelf maar uitmaken. Wel snap ik dat sommige mensen deze film al een paar keer hebben bekeken, want de onderliggende boodschap kun je niet zomaar naast je neerleggen. Niemand kan deze film bekijken zonder zich af te vragen hoe hij zélf zou reageren.

In de film wordt letterlijk gezegd: "Als mensen hun sterfdatum kennen laten ze zich niet meer op de kop zitten en bepalen ze zelf wat ze met hun leven doen." Je kunt dat op veel manieren interpreteren, maar ik keek ernaar met in mijn achterhoofd het thema van mijn nieuwe boek. Zo'n grote stap is het namelijk niet om de link te leggen met een basisinkomen. Want wat is het verschil tussen een vast maandelijks bedrag dat je elke maand op je rekening krijgt zonder dat je er iets voor hoeft te doen.en voorkennis die je van bovenaf krijgt gepresenteerd?

Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat een universeel basisinkomen net zo'n ontwrichtend - of zo je wilt: bevrijdend - effect heeft en mensen doet besluiten om voortaan maar liever in het zonnetje op een bankje in het park te gaan zitten en naar de vogels te kijken in plaats van op kantoor te gaan zitten verkommeren. Goeie kans dus dat ik ergens in mijn nieuwe boek naar deze film verwijs, net zoals ik vast en zeker iets opsteek uit de boeken van Claudia de Breij en Ap Dijksterhuis die nu nog ongelezen op mijn nachtkastje liggen.