Zoeken

woensdag 28 september 2016

Wat is eigenlijk het verschil tussen een tiny house en een tweede huis?

Steeds meer gemeenten in Nederland tonen belangstelling voor het fenomeen "tiny house" en zijn bereid te kijken of dat binnen de bestaande wetgeving inpasbaar is. Zo heeft Alkmaar de eerste echte officiële standplaats bij de Gasfabriek (met plannen voor méér), maar je kunt binnenkort ook in Den Helder je eigen tiny house ontwerpen en bouwen of verkassen naar de Tiny House Farm in de buurt van Almere. Gek genoeg heeft nog bijna niemand zich hardop afgevraagd hoe deze projecten zich precies verhouden tot het beleid ten aanzien van woonwagens of het permanent bewonen van vakantiehuisjes. Want zeg nou zelf: gaat het bij het plaatje hieronder nou om modernistische tiny houses of om tweede huisjes op een vakantiepark?


Laat ik voorop stellen dat ik een groot voorstander ben van tiny houses en de bijbehorende levensstijl en -filosofie. Deze manier van wonen hoort bij het Ontspullen van trendvoorspeller James Wallman, zelfs al maakt de vertaler van zijn boek de vergissing door dat woord te vervangen door "kleine huisjes". Sinds ik in 2011 voor het eerst in een tijdschriftartikel aandacht besteedde aan dit uit de VS overgewaaide fenomeen, is de term zo ingeburgerd geraakt dat je er geen geschikt Nederlands synoniem meer voor hoeft te bedenken.

Een tiny house is de kortste weg naar een leven zonder financiële verplichtingen, vandaar dat ik er in mijn boek Hypotheekvrij! een heel hoofdstuk aan besteed. Wie niet dertig jaar lang vast wil zetten aan de bank, kan een huisje in Friesland kopen van 50.000 euro of voor datzelfde bedrag een huisje op wielen laten maken door een timmerman dat van alle gemakken is voorzien. In mijn boek voeg ik daar nog een derde optie aan toe, want je kunt ook besluiten om je intrek nemen in een vakantiehuisje op een recreatiepark.


Gek genoeg begeef je je daarmee meteen op glibberig terrein, want het is meestal niet toegestaan om 365 dagen per jaar te verblijven in een vakantiehuis. Sommige gemeenten staan het oogluikend toe (of hebben zoveel parken binnen de gemeentegrenzen dat handhaven een kostbare en onmogelijke opgave is), maar op andere plaatsen wordt streng opgetreden en wacht de overtreder (die zich schuldig maakt aan wat "illegale bewoning" wordt genoemd) vervelende controles en een flinke dwangsom.

Wonen in een vakantiehuis mag wél - let heel goed op - als je daarnaast nog een andere woning huurt of bezit. Daardoor krijg je de merkwaardige, en nogal oneerlijke situatie dat mensen met twee huizen straffeloos het hele jaar in hun vakantiehuisje kunnen bivakkeren, terwijl hun buurman een boete wacht omdat hij maar één woning bezit. Omgekeerd betekent dat dus ook dat iedereen je met rust laat als je in een vakantiehuisje woont en daarnaast ook nog het goedkoopste appartement hebt gekocht dat je op Funda kon vinden.


 Een vakantiehuisje is daarmee een aardig alternatief, zeker omdat een tiny house lang niet altijd een cederhouten huisje op wielen hoeft te zijn (want nu soms wel zo lijkt in de media), maar net zo goed de gedaante aan kan nemen van een flinke blokhut, een studio of een cottage. Iemand stuurde me een paar dagen geleden - om de verwarring compleet te maken - ook nog bovenstaand plaatje dat oogt als een onderhoudsvriendelijk tiny house, maar dat officieel te boek staat als "asowoning" voor bewoners die veel overlast veroorzaken (terwijl het ook heel geschikt zou kunnen zijn voor de tijdelijke opvang van vluchtelingen).

Als de stofwolken zijn opgetrokken en elk woonprogramma op tv aandacht heeft besteed aan dit fenomeen, zullen slimme geesten dus moeten proberen om uit deze wirwar van constructies consistent en coherent ruimtelijk beleid te formuleren dat recht doet aan al deze verschillende woonvormen (waarbij we de woonwagens uit het intro zeker niet mogen vergeten). De wens bestaat bij een groeiende groep mensen om klein te wonen, groen te wonen en duurzaam te wonen, dus het is wenselijk om dat te faciliteren zonder daarmee rechtsongelijkheid te creëren, scheve gezichten te veroorzaken of verouderde regels te hanteren.

dinsdag 27 september 2016

Hoe zit het nou eigenlijk precies met mijn moestuin?

De laatste tijd blijkt maar weer eens hoe lastig het soms is om de werkelijkheid in 140 tekens te vatten. Want ik heb nog maar nét een foto laten zien op Twitter van een paar nog lang niet rijpe groene vruchten van een tomatenplant, of ik sta de volgende dag alweer pastasaus te maken met met eigen oogst. Zelfs mijn eigen moeder vroeg voorzichtig of ik die mooie rode tomaten niet stiekem op de markt had gekocht, terwijl ik ze toch écht zelf heb geplukt op tien meter van mijn voordeur.


Lezers van mijn boek Hypotheekvrij! weten dat ik vijf jaar geleden een stuk weiland heb gekocht achter ons huis dat groot genoeg is om een gezin met twee kinderen door een hongerwinter te helpen wanneer ik het helemaal zou omspitten en zou inzaaien met groente. Het lapje grond meet ongeveer 500 vierkante meter en ziet er nog steeds zo uit als vijf jaar geleden, met dat verschil dat ik het netjes heb gemaaid en langs de slootrand een paar knotwilgen heb geplant. Aan een groentetuin zou ik pas beginnen in geval van nood, omdat het tamelijk arbeidsintensief is om zelf je eigen voedsel te verbouwen en ook omdat verse groente niet bepaald de grootste kostenpost is van een gezin.

Als ik iets schreef over de rabarber uit eigen tuin, dan had ik het over de rabarber uit de naastgelegen tuin van mijn inmiddels overleden schoonmoeder. Ooit had zij een enorme moestuin, tot het werk op het land te zwaar werd en alleen de rabarber overbleef (aangezien je daar verder niets aan hoeft te doen en het elk jaar vanzelf weer opkomt). Toen haar huis werd gesloopt door de huiseigenaar en haar tuin op de schop ging, hebben we de wortels uitgegraven en de planten een paar meter zuidelijker weer in de grond gezet om te kijken of ze zouden aanslaan. Op die manier was haar moestuin, ineens mijn moestuin geworden


Geoogst hebben we nog niets, omdat je rabarber na de langste dag (21 juni) niet meer zou moeten eten, maar de planten staan er fris en fruitig bij met bladeren van een halve meter doorsnee die niet zouden misstaan in een tropisch regenwoud. Terwijl ik de grond netjes onkruidvrij probeer te houden, verheug ik me nu dus al op de rabarbertaart, rabarbermoes en rabarbertoetjes van 2017, want er zijn genoeg lekkere recepten voorhanden om zelfs de grootste rabarberhaters over de streep te trekken. Mijn vrouw zegt altijd dat als mensen geen rabarber lusten, ze het waarschijnlijk nog nooit goed hebben klaargemaakt.

Naast de strook met rabarber (waarmee onze moestuin officieel zeven vierkante meter telt) staan twee tomatenplanten die we geheel te danken hebben aan Albert Heijn en die volhangen met groene vruchten die nog wel wat zon kunnen gebruiken. Van een van die tomatenplanten zette ik recentelijk een foto op Twitter zonder verder iets te melden over het hoe, wat en waarom (en ook zonder eerst te hebben uitgezocht of je tomaten eigenlijk wel naast rabarber mag neerzetten want van een doordacht moestuinplan is geen sprake).


Grote vraag is nu hoe die groene tomaten ineens, als bij toverslag, rijp kunnen worden en in de pastasaus kunnen belanden. Neem ik een loopje met de waarheid of sla ik simpelweg een paar stappen over? Geen van beiden. Al onze tomaten stammen van vier moestuinpotjes van Albert Heijn uit 2015 die eerst in de vensterbank van de keuken hebben gestaan en later naar buiten zijn verplaatst tegen de zuidgevel van het huis. Nadat ze waren uitgebloeid, heeft mijn vrouw ze met aarde en al leeggegooid op het braakliggende stuk grond waar ooit de tuin van haar moeder was zonder er verder bij na te denken.

Pas aan het einde van deze zomer ontdekte ze dat ze daarmee onbedoeld aan "guerilla gardening" heeft gedaan, want overal op het braakliggende stuk grond staan nu uitgezaaide tomatenplanten en elke dag kan ik er wel een paar plukken om op de fruitschaal verder te laten rijpen of meteen door de saus te roeren. Twee van die planten heb ik voorzichtig uitgegraven en in onze tuin neergezet, maar de rest laat ik welig tieren. Als ik dus schrijf dat ik pastasaus maak met tomaten uit eigen tuin, dan is daar geen woord van gelogen, al is het strikt genomen niet letterlijk "onze" tuin en groeien er eigenlijk alleen per toeval tomaten.

   

donderdag 22 september 2016

Een vogelhuisje is ook een soort tiny house

Afgelopen dinsdag zag ik in een bijna lege bioscoop in Rotterdam de film Captain Fantastic. In de kranten kreeg hij wisselende recensies, maar nadat ik op YouTube een stukje van de trailer had bekeken wist ik dat ik hem vanwege het onderwerp absoluut moest gaan zien. Dat geldt waarschijnlijk voor meer van mijn lezers, dus die kunnen dit blog maar beter overslaan vanwege alle spoilers. Tegelijk wordt dit geen echte recensie, omdat dat veel teveel zou lijken op mijn oude werk.
.

Voordat ik me volledig kon focussen op het schrijven van boeken, ben ik dertig jaar lang journalist geweest. Ik begon in 1983 bij De Groene Amsterdammer als recensent en dat ben ik gebleven tot ik op mijn 51ste aan mijn plakbandpensioen begon. In de tussenliggende periode kon ik geen boek lezen zonder dat ik er iets over moest schrijven of zonder dat ik de schrijver de volgende dag moest interviewen. Dat was geen straf, maar het zorgde er wel voor dat je altijd beroepsmatig met boeken bezig bent en nooit meer eens "zomaar" in een luie stoel ligt te lezen. Datzelfde gold in die periode voor bijna elke film of dvd die ik zag.

Nu ging ik blanco naar de bioscoop, zonder notitieboekje op zak en met niet meer dan schematische kennis van de inhoud. In het kort: Ben (Viggo Mortensen) woont met zijn 6 kinderen in een tiny house en een tipi in de bossen, ver van de bewoonde wereld. Niet alleen geeft hij ze thuis les, hij leert ze ook kleding maken en jagen. Alles ziet er even paradijselijk uit, inclusief een moestuin en - net een paar tellen in beeld - een platenspeler. Al snel blijkt niet alles rozengeur en maneschijn te zijn, want de afwezige vrouw van Ben is manisch-depressief en (spoiler alert!) snijdt haar polsen door in de kliniek waar ze verblijft.


Die tragische gebeurtenis is de aanleiding voor een roadtrip van het hele gezin naar de begrafenis, waar ze vanwege hun manier van leven en hun dwarse denkbeelden niet eens welkom zijn. Onderweg worden de kinderen van Ben voor het eerst geconfronteerd met de westerse consumptiemaatschappij, de drukte op de wegen, het overgewicht van de gemiddelde Amerikaan en de smartphones in de handen van leeftijdgenoten die allemaal een wat dommige indruk maken (terwijl zij op hun beurt weer geen benul hebben wie of wat een "Nike" is).

Het knappe van de film is, dat hij niet zomaar partij kiest. Ben is niet alleen een gezond levende idealist, maar ook een koppige fundamentalist die weigert water bij de wijn te doen en zijn kinderen dusdanig hersenspoelt dat ze alleen maar de keuze hebben tussen het Trotskisme en het Maoïsme. Samenvattend zou je zijn gezin kunnen omschrijven als een soort anti-kapitalistische Kelly Family die geen problemen heeft met proletarisch winkelen en niet alleen ver van de bewoonde wereld leeft maar ook wereldvreemd is. Het zijn survivalists, maar dan met een voorkeur voor Bach en vintage kleding uit de jaren zeventig.


Hoewel je dus geneigd bent zijn kant te kiezen vanwege zijn duurzame manier van leven, voel je ook begrip en sympathie voor zijn steenrijke schoonvader die zijn enige dochter moet begraven en Ben daar medeverantwoordelijk voor houdt. Daardoor schuurt Captain Fantastic op een subtiele manier, net zoals humoristische voorvallen voortdurend worden afgewisseld door dramatische momenten en pijnlijke situaties. De film houdt je als kijker ook een spiegel voor, want de kunst is het om totaal andere keuzes te maken in het leven zonder te veranderen in een vervelende, gelijkhebberige drammer die zelfs in eigen familiekring niet meer welkom is.

De film eindigt dan ook met de gulden middenweg die Ben ooit met oogkleppen op moet zijn gepasseerd op weg naar dat stukje ongerept bos ver weg van de beschaving. Je hoeft namelijk niet met scherpe speren op herten te gaan jagen om je punt te maken, net zoals je niet in een tent hoeft te gaan wonen om te ontspullen en te consuminderen. Het kan dus ook gewoon een klein huisje zijn met golfplaten op het dak, een kippenhok, een moestuin en kinderen die elke dag braaf met de schoolbus naar school gaan.

woensdag 21 september 2016

Gaat een plakbandpensioen eigenlijk niet snel vervelen?

Onlangs werd me tijdens een etentje met een collega-auteur op de man af gevraagd of ik soms "saai" ben. Op een dergelijke vraag kun je heel veel verschillende antwoorden geven (bijvoorbeeld dat het lastig is om dat zelf te beoordelen), maar ik herhaalde slechts wat ik hier thuis ook altijd zeg zodra er een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord in een zin gebruikt wordt. Op alles in het leven kun je namelijk een positief of een negatief etiket plakken. Het is ook maar waar je mijn plakbandpensioen mee vergelijkt: met het leven van Mick Jagger of met de omgekeerde werkweek van mijn vrouw?


Op zich is het een heel interessante en relevante vraag. Is een plakbandpensioen een saaie, lange rechte weg richting AOW-datum of is het zelfs op de slechtste momenten te verkiezen boven een kantoorbaan van 9 tot 5 die je net zo goed als "saai" zou kunnen betitelen. Zelf probeer ik me verre te houden van waardeoordelen, al is het alleen maar omdat je er zo weinig aan hebt. Zo kun je het feit dat ik nu al drie weken achter elkaar op dezelfde doordeweekse dag hetzelfde gerecht heb gekookt bestempelen als voorspelbaar en weinig fantasievol (of saai), maar net zo goed - zoals iemand op Facebook gisteren schreef - als "consistent".

Maar goed, we dwalen af. Laten we mijn leven maar eens vergelijken met de omgekeerde werkweek van mijn vrouw, die afgelopen maandag en dinsdag voor de klas stond. Wat deed ik in de tussentijd, als ik niet in een pan met pastasaus stond te roeren? Wel, ik begon de maandag in de achtertuin met een paar koppen koffie en de ochtendkrant, tot ik om tien uur werd opgehaald door een eveneens gepensioneerd familielid voor een heerlijke fietstocht van 60 kilometer door de Alblasserwaard. Het was zo vroeg op de dag en zo laat in het jaar net iets te kil voor blote armen, maar er stond weinig wind en het was heerlijk rustig op de weg.


Eenmaal weer thuis, dronken we nog een kop koffie en daarna lunchte ik op mijn gemak. De rest van de middag heb ik wat in de tuin gerommeld, platen gedraaid, een paar afleveringen van de serie Fargo gekeken op dvd, de was opgehangen,de vaatwasser uitgeruimd en een pizza gehaald omdat mijn vrouw ook nog een avondvergadering had en pas om tien uur thuis zou zijn. Toen dat eenmaal zover was, plofte ze moe neer op de bank om daar met de avondkrant en een glas witte wijn te genieten van een uurtje vrije tijd voordat ze haar bed indook.

De volgende dag stond ze om kwart voor zes op voor nog een werkdag, terwijl ik me nog eens omdraaide en pas om half acht uit bed kwam. Nadat ik mijn jongste zoon had uitgezwaaid naar school, las ik de krant en schreef ik een blog over carrière maken en deeltijdwerken. Daarna stapte ik om tien  uur op de fiets richting Rotterdam, want ik wilde om twaalf uur bij bioscoop Cinerama zijn aan de Westblaak. Dat bleek iets te ruim genomen, want ik was er al om kwart voor elf en dus had ik tijd zat om nog even binnen te wippen bij De Plaatboef waar ik voor een tientje twee tweedehands elpees kocht.


Een uur later was ik weer bij de bioscoop en had ik de grote zaal bijna voor mezelf alleen. Links achter mij zat nog een andere man en een paar rijen naar voren drie vrouwen, maar verder had ik het gevoel dat ik in een enorme huiskamer zat met de grootste breedbeeldtelevisie die er te koop is. Morgen zal ik uitgebreid verslag doen van deze film (en uitleggen waarom ik hem per se wilde zien), maar hier volsta ik met de mededeling dat ik twee uur heb genoten en vervolgens op mijn gemak weer naar huis ben gefietst (hoewel ik nog wel een stuk in het wiel van een wielrenner heb gereden, wat een tamelijk koddig gezicht geweest moet zijn aangezien ik ook nog een platentasje in mijn hand had.

Thuis heb ik nog even thee gedronken in de tuin en wat tomaten geplukt, daarna heb ik gekookt in afwachting van mijn vrouw die vandaag om zes uur thuis kwam. Onder het eten hebben we naar Toren C gekeken en naar De Grote Verbouwing van afgelopen zondag (want we hebben inmiddels weer tv, maar niet langer via de kabel en niet meer bij Ziggo). Daarna thee gezet, krant gelezen, samen een aflevering gekeken van het tweede seizoen van The Legacy, een paar woordjes aangelegd  bij WordFeud en daarna nog een van mijn aankopen gedraaid.


Of dat dus twee saaie dagen waren of twee heerlijke, afwisselende dagen met veel lichaamsbeweging en weinig stress, mag iedereen zelf bepalen. Zelf zou ik in elk geval voor geen goud mijn oude baan terug willen hebben en ook niet graag willen ruilen met de omgekeerde werkweek van mijn vrouw. Hoe je je tijd ook vult en wat je ook leuk vindt om te doen, een plakbandpensioen is per definitie opwindend omdat je strikt genomen nog eigenlijk helemaal geen recht hebt op zoveel vrije tijd. Je mag dat wat mij betreft dus met een gerust hart "saai" noemen, maar zelf beschouw ik het eerder als vijftien jaar aan één stuk achter elkaar spijbelen.

dinsdag 20 september 2016

Liever een deeltijdbaan dan een burnout op je dertigste

Gisteren schreef Annemarie van Gaal in De Telegraaf over een probleem dat zo onuitroeibaar is, dat er waarschijnlijk nog steeds over gediscussieerd wordt als mijn kinderen de AOW-leeftijd hebben bereikt. Volgens Van Gaal zijn er veel te weinig vrouwen te vinden in topfuncties in het bedrijfsleven, zo weinig zelfs dat we "schandalig achterlopen". Volgens haar ligt dat aan de overheid, terwijl ik zelf meer neig naar de nuchtere verklaring die Kirsten Dunst geeft in de televisieserie Fargo en ik zelf niet graag zou willen dat een au-pair mijn kinderen had opgevoed.


Laten we voorop stellen dat ik een andere kijk heb op "werk" en "carrière" dan mevrouw Van Gaal. Volgens haar moet je jaren afzien en lange werkdagen maken om de top te bereiken, terwijl ik juist kritiek heb op het feit dat emancipatie vaak veel te beperkt wordt gedefinieerd als arbeidsparticipatie. Maar Van Gaal houdt stug vast aan de gewenste 30% vrouwen in de top als streefgetal en pleit ervoor om fulltime werkende vrouwen (met een fulltime werkende man) te ontlasten door een au pair in huis te nemen. Dat is duur, maar de overheid zou dat - net als kinderopvang - moeten aanmoedigen en subsidiëren.

Ik snap haar standpunt, maar vind het ronduit armoedig als je allebei zo hard aan het werk bent dat een ander je kinderen opvoedt, je huis schoonmaakt, de boodschappen doet en een maaltijd op tafel zet. Met een deeltijdbaan haal je weliswaar nooit de top, maar heb je vaak wel het beste van twee werelden: je houdt genoeg tijd voor jezelf over (zeker als de kinderen eenmaal naar school gaan en je zo slim bent geweest een basisschool te zoeken met een continu rooster), je draagt financieel bij aan het huishouden en je profiteert van alle bijkomende voordelen van een baan.


Toevallig was ik afgelopen vrijdagmiddag op een verjaardag waar twee jonge vrouwen aanwezig waren die elkaar vertelden over de hartkloppingen en de hyperventilatie die de combinatie van zorg en betaald werk in hun geval opleverde. Ze wilden wel werken ("want dat vind ik leuk"), maar ze wilden tegelijk niet te veel uren draaien en niet te veel verantwoordelijkheid dragen, misschien ook wel omdat je als vrouw thuis óók al een soort manager bent die voor alles verantwoordelijk is of in ieder geval het gevoel heeft dat te zijn.

Die combinatie is zwaar. In de laatste aflevering van het tweede seizoen van de serie Fargo noemt het personage van Kirsten Dunst het dan ook een "leugen" dat je als vrouw tegelijk de perfecte moeder, de perfecte echtgenote én de perfecte werkneemster kunt zijn. Niet alleen leg je dan de lat te hoog, je maakt van het leven ook een lastige hordenloop die vraagt om blessures. Als je dat vervolgens rennend en vliegend moet gaan repareren met een au pair of een oppas aan huis, kun je op zaterdagavond net zo goed een call-girl voor je partner bestellen als je hoofdpijn hebt want dat is maar een piepklein stapje verder.


Er zijn dus vrouwen die andere vrouwen een joekel van een schuldgevoel bezorgen en vrouwen die nuchter constateren dat er in een dag nou eenmaal "geen 37 uur zitten" en je dus realistisch moet zijn in je verwachtingen. Als je carrière wil maken als vrouw, is dat prima, maar je moet dan wel bereid zijn daarvoor een hoge prijs te betalen. En je moet je ook afvragen wat je zou doen als je op je zestigste van de huisarts te horen krijgt dat je nog maar een halfjaar te leven hebt. Ga je dan nóg harder werken of zeg je dan meteen je baan op en ga je samen reizen maken zolang het nog kan? Denk daar heel goed over na, want het antwoord dat je op die vraag geeft zou de keuzes moeten bepalen die je vandaag maakt.

maandag 19 september 2016

Geen plakbandpensioen voor de platenverkoper

Afgelopen vrijdag werd ik weer eens geconfronteerd met het feit dat er, door allerlei omstandigheden, soms helemaal niets terechtkomt van al je "plakbandpensioenplannetjes". Door een vriend was ik getipt dat er in Rotterdam Zuid een platenzaak zit die er binnenkort mee ophoudt en nu leegverkoop hield. Toen ik een stapeltje vinyl afrekende, vertelde de eigenaar dat hij ooit gehoopt had op zijn zestigste te gaan "rentenieren". In plaats daarvan moet hij nu op die leeftijd de bijstand in met een hoop schulden bij vrienden en bekenden.


Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik niet eens wist dat deze winkel bestond, terwijl hij al in het jaar 2000 zijn deuren opende en het zaakje zich op fietsafstand van mijn huis bevindt. Na het eerste jaar bekeek hij de omzet en rekende hij uit dat hij, als het zo doorging, op zijn zestigste - zoals hij het zelf uitdrukte - zou kunnen gaan rentenieren. In die tijd liep iedereen nog met een discman en was een cd nog een gewild hebbeding. Hij verkocht ook tweedehands langspeelplaten, maar de echte vinyl-revival moest nog beginnen.

Daarna ging alles mis in zijn branche. Eerst kreeg hij een klap van de invoering van de euro, toen was daar ineens de MP3 en nam het (illegaal) downloaden van muziek een hogee vlucht. Inmiddels heeft zo'n beetje iedereen met een internetaansluiting Spotify waardoor jongeren het gevoel hebben dat muziek - zoals radiopresentator Gerard Ekdom het omschrijft - "uit de kraan komt". Daardoor is de verkoop van cd's sterk teruggelopen en die van tweedehands exemplaren zo goed als stil komen te liggen.


Van de recente opleving van vinyl (want ik ben lang niet de enige die recentelijk een nieuwe platenspeler heeft gekocht en weer van voren af aan is gaan verzamelen) profiteerde hij weer amper door de weinig centrale ligging van zijn winkel en de focus die in zijn winkel nog altijd ligt op de plastic doosjes. Het is gek hoe dat gaat: een jaar geleden griste ik het pakje nog uit handen van de postbode als daarin een gloednieuwe cd zat, nu loop ik om de bakken met gebruikte exemplaren heen alsof het volgepoepte luiers zijn.

Hoewel hij "maar" 10% korting bood, kocht ik voor 35 euro net zoveel platen als ik kon dragen op de fiets (in een katoenen tasjes op het stuur). Daarmee financier ik dan nog een piepklein beetje zijn plakbandpensioen, want met de opbrengst van wat hij verkoopt kan hij de schulden terugbetalen die hij heeft gemaakt. Terwijl de omzet de afgelopen jaren steeds verder terugliep, zat hij vast aan een huurcontract en probeerde hij de zaak zo lang mogelijk te rekken en te redden. Op het laatst moest hij zelfs dierbare platen uit zijn eigen collectie in de schappen leggen om zijn hoofd boven water te houden.


Binnenkort sluit de winkel definitief zijn deuren en dan wacht hem nog zeven jaar bijstand, compleet met alle bijbehorende verplichte sollicitaties en vernederende situaties. Niet alleen zie je zo als 60-jarige muziekliefhebber en ondernemer je droom in duigen vallen, je staat ook met lege handen terwijl je eigenlijk een schouderklopje verdient voor alle moeite en een onvoorwaardelijk basisinkomen tot aan je AOW-datum. Dat schoot allemaal door me heen, toen ik met mijn aanwinsten naar huis fietste.

Pas later bedacht ik dat zijn verhaal laat zien hoe technologische ontwikkelingen een bepaalde sector kunnen ontwrichten en ook hoe snel dat kan gaan. Vijftien jaar terug waren de glimmende schijfjes nog gouden handel, nu is een stapeltje cd's bij wijze van spreken net zo weinig waard als een even hoge stapel bierviltjes. Met die veelbesproken "robotisering" kan het dus allemaal best meevallen, omdat er allemaal nieuwe banen bijkomen waarvan we nu nog niet eens het bestaan kennen, maar het kan ook razendsnel gaan en ons zo overrompelen dat we niet eens de tijd hebben om onze plannen bij te stellen.

vrijdag 16 september 2016

Studeren was vroeger niet gratis, wél een stuk beter

Donderdag stond er een bericht in De Volkskrant dat verbazingwekkend genoeg niet veel stof heeft doen opwaaien. Uit een analyse van scripties die zijn geschreven tussen 1998 en 2014 blijkt dat de kwaliteit van het universitair onderwijs achteruit is gehold. Als gezegd wordt dat de jongste generatie het slechter krijgt dan de vorige, hebben ze dus gelijk als het om het scholing gaat. Waarschijnlijk zou het beeld nog veel dramatischer zijn als ze nóg verder terug gingen in de tijd, want ik heb zelf eind jaren tachtig meegemaakt hoe de studieduur van 5,5 jaar werd teruggebracht naar 4: niet door hetzelfde lesmateriaal in vier jaar te proppen, maar door anderhalf jaar aan vakken te schrappen.


Natuurlijk is het maar een steekproef, maar toch is het opmerkelijk dat het bericht uit de krant niet tot veel meer verontwaardiging heeft geleid. Scripties die nu met een 9 worden beloond aan de VU zouden twee decennia geleden hooguit goed zijn geweest voor een 6,6. Dat betekent dat je dus nog wel wat vraagtekens mag zetten bij de groeiend aantal mensen met een masterdiploma. Er studeren steeds meer mensen af aan universiteiten, maar tegelijk zouden ze het bij een kennisquiz waarschijnlijk afleggen tegen elke willekeurige HBS-er. In die zin hebben de babyboomers het dus inderdaad veel beter: ze hebben het beste onderwijs genoten.

Dit stuk schrijf ik dus ook niet om te laten zien hoe slim ik zelf ben, want ik ben er - zonder onderzoek - heilig van overtuigd dat de generatie die vlak voor mij zat beter onderwijs heeft genoten dan ik. Zelf heb ik meegemaakt hoe eind jaren tachtig het studeren "nieuwe stijl" werd ingevoerd. In die tijd deed je doorgaans een jaar of zes over de universiteit en dat was niet zomaar zo: het programma besloeg op zichzelf al 5,5 jaar. Dat was te lang volgens de overheid, dus er werd flink in het lesprogramma gesnoeid om aan een studieduur van 4 jaar te komen. Het oude studieprogramma werd toen meteen ook maar "oude stijl" gedoopt, alsof het om een andere kleur behang ging in plaats van om een kaalslag.

Zo doet het merkwaardige feit zich voor dat ik zes jaar heb moeten studeren om drs. (nu: master) planologie te worden, terwijl ik een heleboel vakken ineens niet meer hoefde te doen om mezelf ook politicoloog  te mogen noemen. Dat heb ik in besloten kring om die reden wel eens een "waspoederdiploma" genoemd, hoewel het niet onderdoet voor het huidige programma en alleen maar verbleekt bij de tijd ervoor. De teloorgang van het hoger onderwijs is dus toen al begonnen en dat haal je ook niet meer in door bij kleuters de ambitie te gaan aanwakkeren en kinderen op steeds jongere leeftijd lastig te gaan vallen met kennisoverdracht en testjes.


Geconcludeerd mag worden dat studeren vroeger dus niet gratis was (ik had een studieschuld van 20.000 gulden), maar wel stukken beter. Toevallig las ik deze zomer nog dat de jongste lichting toeristen geen woord Frans meer spreekt, terwijl HBS-ers zich makkelijk konden redden in zowel Duitsland als Frankrijk. Ooit stonden we bekend als het talenwonder van Europa, nu beheersen we alleen het Engels nog in de veronderstelling dat je daarmee overal terecht kunt. Ik kan je vertellen dat dat dat niet zo is, maar óók dat je als journalist een absolute voorsprong hebt als je interviews kunt doen in de moedertaal van je gesprekspartner.

Het verhaal dat de jongste generatie het slechter krijgt, klopt dus als het om universitair onderwijs gaat, want ik zou wel eens willen weten hoe de scripties die afgelopen zomer zijn ingeleverd zich verhouden tot die uit 1985 of 1975. Waarschijnlijk schrik je je je de blaren, tenzij de teloorgang pas later is ingezet en vervolgens in een stroomversnelling terecht is gekomen. Hoe die achteruitgang te stoppen is, weet ik niet maar het helpt in elk geval niet om te doen alsof er niets aan de hand is of je blind te staren op technologie en met tablets te gaan strooien in de hoop dat iedereen dan vanzelf een soort Einstein wordt.

Los van dit hele verhaal geldt dat het idee van een heel leven lang leren helemaal niet zo slecht is, want ik heb pas goed Duits leren spreken ná de middelbare school (nadat ik het in de vijfde klas heb laten vallen ten faveure van Grieks) en er liggen nog steeds boeken op mijn nachtkastje die te maken hebben met politiek, economie, sociologie en psychologie. Een diploma is maar een papiertje en een scriptie is maar een stapel papier, terwijl je je brein nog een heel leven lang kunt blijven bijspijkeren.

woensdag 14 september 2016

Zelfs Anouk zou liever willen stoppen met werken

Vanmorgen las ik in De Telegraaf dat Anouk graag zou willen stoppen met werken, maar dat voorlopig niet kan omdat ze zes kinderen groot moet brengen. Dat nieuws bleek een dag eerder al in het AD te hebben gestaan met als extra toevoeging dat ze in dat geval al op haar 41ste op een eiland in het zonnetje zou zijn gaan zitten met een paar flessen wijn bij zich. Daarmee doorbreekt de Haagse zangeres in één  klap twee taboes: dat op lekker nietsdoen én op verplicht doorwerken vanwege financiële verplichtingen.


Het wordt één van de belangrijkste thema's uit mijn volgende boek: wat gaat mensen doen als ze niet meer hoeven te werken voor hun geld? Voorstanders van het basisinkomen hebben daar heel optimistische ideeën over, terwijl ik me eerlijk gezegd wel eens afvraag of de meeste van mijn vrienden en bekenden dan nog wel om half zeven de wekker zouden zetten om naar hun werk te gaan. Het lastige is dat je dat als mens pas echt weet wanneer het zover is en dat maakt discussies over dit onderwerp ook zo lastig.

Om die reden zeg ik weleens - half voor de grap - dat ik alleen goede raad aanneem van mensen die in een villa met een zwembad wonen en niet (meer) hoeven te werken voor de kost. Dat is in zoverre een grap, omdat het ook een tiny house of een tipi mag zijn. De meeste mensen werken de eerste week van de maand alleen voor de huur of hypotheek, dus het is interessant welke keuzes je maakt als je helemaal geen woonlasten meer hebt. Ga je dan meer uitgeven, meer sparen of ga je een dag minder werken?


Zelf heb ik nadrukkelijk voor die laatste optie gekozen en ik ben niet de enige. Afgelopen zaterdag stond er een interessant interview met George van Houts in NRC Weekend (bekend van De Verleiders) dat de indruk wekt dat hij óf Hypotheekvrij! heeft gelezen óf voortgedreven wordt door dezelfde hang naar vrijheid en onafhankelijkheid als ik. Van Houts vertelt daarin over de dure villa die hij heeft gekocht nadat hij zijn oude Amsterdamse huis in de jaren negentig met forse winst had verkocht. Op zich was dat een slimme zet, ware het niet dat hij dat nieuwe huis waarschijnlijk heeft gefinancierd met een aflossingsvrije hypotheek.

Van Houts zegt een hoop zinnige dingen, onder meer over het feit dat ook consumenten in de jaren negentig "gelddronken" waren. Iedereen ging opeens met dollartekens in de ogen beleggen en we wilden allemaal een graantje meepikken van de huizenboom. In mijn boeken vertel ik dat wij ook aangestoken werden door dat optimisme en - misschien mede door de leeftijd - vanuit een soort overmoedigheid verkeerde beslissingen namen. Zo snap ik nog steeds niet wat ik precies met een tweede huis moest als ik al één leuk vrijstaand huisje heb.


Welke conclusies je daaruit trekt en welke weg je vervolgens inslaat, verschilt per individu. Van Houts zou het liefst weer gaan huren en geniet nu al van de creatieve vrijheid die een goedkoper huis hem biedt. Hij is drie jaar ouder dan ik maar staat met tomeloze energie op de planken en heeft nauwelijks een gaatje vrij in zijn agenda voor het gesprek met NRC. In die zin lijkt zijn dagelijks leven absoluut niet op het mijne, terwijl ik ooit eveneens bedacht heb dat ik "niet tot mijn dood rente wil blijven betalen aan de bank".

Aan het einde van het gesprek krijg je de indruk dat de paranoia hem te pakken begint te krijgen, want hij heeft zijn geld in edelmetalen en bitcoins gestopt, pleit ervoor spaargeld over diverse banken te spreiden en bereidt een solovoorstelling voor over complotten waarbij hij ook 9/11 onder de loep neemt. Volgens hem leven we in een luchtbel die op knappen staat, maar beseffen we dat alleen nog niet. Vraag is of hij te somber is en te veel samenzweringsverhalen heeft gelezen op internet, of dat het systeem inderdaad op instorten staat. Daar kan ik geen antwoord op geven, behalve dat ik de rest van de dag op mijn eigen "eiland" ga zitten doen waar Anouk van droomt, maar dan zonder flessen wijn én met een dik boek van Nico Dijkshoorn.



dinsdag 13 september 2016

Een vroegpensioen is een besmettelijk virus

Gekscherend zeg ik wel eens dat ik mensen met mijn boek Hypotheekvrij meer slapeloze nachten heb bezorgd dan met al mijn thrillers bij elkaar. Eigenlijk had er op de cover een soort waarschuwingssticker moeten zitten, want lezen is niet zonder risico: na afloop wil je nog maar één ding en dat is aflossen. Met mijn  laatste boek lijkt het precies dezelfde kant op te gaan. Elke 45-plusser die Het plakbandpensioen heeft gelezen, gaat gegarandeerd zitten rekenen op welke manier hij eerder met pensioen kan. Dat geldt zeker wanneer je elke extra gewerkte dag na je 62ste gaat zien als dwangarbeid, zoals een briefschrijver in het AD van afgelopen zaterdag.


Laat ik echter bij het begin beginnen. Gisteren deed ik verslag van alle leuke dingen die we op donderdag en vrijdag hadden ondernomen, maar zaterdag deed ik daar nog een schepje bovenop. Om twaalf uur, nadat ik eerst bij mijn boekhandel een stapel zaterdagkranten had gehaald en even bij de bibliotheek naar binnen was gewipt, stapte ik op de fiets richting Rozenbrug om daar over te varen naar Maassluis. Die fietstocht van ongeveer 44 kilometer voerde me door het Botlekgebied en vervolgens naar het kassengebied rond De Lier.


Doel van de trip was het tiny house van Shirly en Roy dat in drie maanden gebouwd was en nu van binnen en buiten kon worden bewonderd. Pas ter plekke bedacht ik dat ik al in 2011 (!) een artikel schreef over dit uit Amerika overgewaaide fenomeen, maar dat ik er nu pas voor het eerst eentje in het echt zag. Het zag er schitterend uit en heel erg romantisch, maar toch is het even slikken om te zien dat hun complete huis niet veel groter is dan onze toch al behoorlijk bescheiden woonkamer. In de zomer lijkt me dat geen enkel probleem, maar in de wintermaanden zit je toch een beetje op elkaars lip.


Om kwart voor zes was ik weer thuis en had ik net tijd genoeg om snel even te douchen en me om te kleden voordat ik op de fiets sprong (een gewone deze keer) richting het Zuiderpark in Rotterdam. Daar was de hele dag het gratis festival Baroeg Open Air, maar ik ging alleen voor de band Discharge die om 19.40 uur op het hoofdpodium werd verwacht. Met mijn hoofd zat ik nog een beetje in de racemodus zodat ik op de oude fiets van wijlen mijn schoonvader onderweg allerlei mensen met sportfietsen en e-bikes inhaalde. Daardoor was ik ruim op tijd en kon ik nog even over het festivalterrein slenteren terwijl mijn jeugdhelden aan het soundchecken waren.



Doorgaans zijn onze doordeweekse dagen en weekenden wat minder druk en vol, maar dit illustreert wel aardig dat een vroegpensioen eerder lijkt op een tweede jeugd dan op een volgende stap richting verpleeghuis. Op zondag bleven we thuis, want mijn jongste zoon is van 11 september en de hele familie kwam langs. Mijn oudste broer was er het eerst en die vertelde het verhaal van een man die op zijn 53ste zijn huis had verkocht en nu, met flink wat spaargeld op de bank, in Portugal was begonnen aan een nieuw leven. Hij kende ook nog een andere man van begin vijftig die niet alleen had uitgerekend hoeveel jaar hij officieel nog zou moeten doorwerken, maar ook hoe hij daar onderuit kon komen.

Vroegpensioen is - zo blijkt maar weer eens - een besmettelijk virus. Of je nu op het idee komt door mijn laatste boek of door dit soort vluchtverhalen, het werkt aanstekelijk. Andersom is het uitgesproken zuur wanneer je op je 62ste nog vijf jaar voor de boeg hebt en geen reserves hebt om op terug te vallen. Niet voor niets spreekt die briefschrijver in het AD bitter over vijf jaar werkstraf ofwel een taakstraf van 10.000 uur. Zo haal je de finish slechts met lood in je schoenen en is elke werkdag een bezoeking. Feitelijk kun je spreken over vijf verloren jaren, zeker als je al die tijd gerekend had op een prepensioen


In mijn laatste boek maak ik een soortgelijk rekensommetje als ik het heb over de vijf jaar die ik ga overbruggen met mijn eigen spaargeld. Ik noem dan nog niet eens alle voordelen, want ik had ook kunnen schrijven dat ik alleen het eerste jaar al net zoveel vakantiedagen heb als iemand anders in twintig jaar loondienst. Feit is dat ik 1800 dagen achter elkaar totaal vrij ben om te doen en laten wat ik wil en dus ook niks mis van het mooie september weer dat zich geheel naar mijn wensen en verlangens lijkt te voegen. Logisch dus dat het idee van een plakbandpensioen mensen niet alleen aanspreekt, maar hen ook niet zo snel meer loslaat...

maandag 12 september 2016

Een plakbandpensioen moet je dóen

Met mijn voorspellende gave is nog steeds niets mis. Toen ik in juli begon aan een column voor het RD over wat toen nog een "slechte zomer" heette, schreef ik daarin: "Bovendien kan de maand augustus zich makkelijk ontpoppen tot één langgerekte hittegolf, waardoor we ons deze zomer heel anders zullen herinneren". Die column heb ik nooit afgemaakt, omdat zich andere onderwerpen aandienden, maar we zitten nu middenin een warmteperiode die al bijna een maand aanhoudt. Ik had al geen spijt van mijn plakbandpensioen, maar ik heb er nog nooit zoveel profijt van gehad als juist de afgelopen weken.


Het verklaart ook waarom dit mijn eerste blog is sinds afgelopen woensdag. Normaal gesproken ga ik pas fietsen als ik 's ochtends een blog heb getikt, een column heb geschreven of iets aan mijn nieuwe boek heb gedaan. Deze donderdag werd ik echter al om 10 uur opgepikt door mijn tweede vader voor een prachtig rondje door de Hoeksche Waard. Daarbij kwam ik voor het eerst van mijn leven in het schattige dorpje Strijensas, wat redelijk belachelijk is aangezien ik al bijna dertig jaar in deze regio woon. 


Eenmaal thuis, had ik geen zin meer om achter de laptop te kruipen. In plaats daarvan nam ik plaats op mijn ligstoel om verder te gaan in het boek De marshmallow test van Walter Mischel. Zo heb ik heerlijk een paar uur zitten lezen in de schaduw, ondertussen aantekeningen makend voor mijn nieuwe boek. Er is discipline nodig voor uitgestelde behoeftebevrediging, aldus Mischel, maar ik ben inmiddels een paar stappen verder. Als je klaar bent met sparen en aflossen, wordt het tijd om te oogsten en te gaan genieten. Je moet dus hard sparen voor je plakbandpensioen, maar ook op tijd weten wanneer je moet stoppen.



Hoewel ik eigenlijk geen zin meer had, liet ik me door mijn echtgenote overhalen om na het avondeten naar Kinderdijk te fietsen omdat de molens daar een week lang verlicht waren. Ook hiervoor geldt: als Chinezen bereid zijn de halve wereld rond te reizen om dit stuk werelderfgoed van dichtbij te bewonderen, moet je zelf ook niet te beroerd zijn om die 11,7 kilometer af te leggen om de molens op de meest sprookjesachtige manier te zien. Omdat we door het donker fietsten, had het ook wel iets van een spannend schoolreisje. Zo kwam er een einde aan een lange, afwisselende donderdag waarvan niemand me wijs kan maken dat ik die beter op kantoor had kunnen doorbrengen.



De volgende ochtend fietsten we naar 't Struweel in Rijsoord, dat zo dichtbij ons huis ligt dat we het vanuit de achtertuin kunnen zien (en dus ook zo dichtbij dat we ook hadden kunnen gaan lopen). Achter deze naam gaat een 1,4 HA grote, weelderige tuin schuil die gebruikt wordt als trouwlocatie, vergadercentrum en pop-up restaurant. Twee keer per jaar is het opengesteld voor publiek, compleet met rondleiding, zelfgebakken taart en exposerende kunstenaars. We hebben er uren rondgelopen, heerlijk aan een picknicktafel koffie gedronken en genoten van het fantastische nazomerweer. 

Zo kun je alle voordelen van een plakbandpensioen in anderhalve dag samenvatten: we misten niks van het mooie weer omdat we niet hoefden te werken, hebben alles op ons gemak op de fiets gedaan en ontdekten dat er in onze vertrouwde omgeving van alles te ontdekken valt. Bovendien hebben we op zomaar twee zomerse doordeweekse dagen van alles samen ondernomen, terwijl drukbezette tweeverdieners al blij mogen zien als ze elkaar 's avonds aan de eettafel treffen. En dan was het nog pas vrijdagmiddag en moest het weekend nog beginnen. Maar daarover morgen meer...



woensdag 7 september 2016

Soms is hard werken juist de beste remedie

Toen ik maandag schreef dat mensen vaak hard werken om niet na te hoeven denken over hun eigen sterfelijkheid (of over zichzelf), kreeg ik als kritiek dat ik werk iets te vaak omschrijf als louter een "noodzakelijk kwaad". Vandaar dat ik deze zonnige woensdag maar eens de andere kant van de zaak belicht, want wie vandaag aandachtig de Volkskrant heeft gelezen weet dat hard werken soms de allerbeste remedie is en in veel gevallen zelfs een "wonderlijk medicijn". Dat klinkt misschien raar uit mijn mond, maar dat is het niet.


Als ik me eens niet zo goed voel of wat somber gestemd ben (en dat gebeurt niet vaak maar komt heus wel eens voor), sluit ik mezelf op in mijn werkkamer en ga daar uren achter elkaar zitten tikken. Aan het einde van de dag ben ik dan helemaal opgeknapt, niet alleen omdat ik tijdens het schrijven alleen maar gedacht heb aan het onderwerp waar ik mee bezig ben, maar ook omdat ik iets heb gepresteerd en altijd wel een paar zinnen heb opgeschreven die mooi genoeg zijn om in te lijsten of zinnig genoeg om op een tegeltje af te drukken.

Als ik schrijf over het nieuwe nietsdoen of een betere balans tussen werk en privé, bedoel ik dus ook niet dat je alleen maar een hangmat tussen twee knotwilgen hoeft vast te knopen om je de rest van je leven happy te voelen. Mijn kinderen leg ik altijd uit dat je, om gelukkig te worden in  het leven, twee dingen goed moet onthouden: je moet zoveel mogelijk dingen doen die je een goed gevoel geven (koffie drinken, lezen, muziek luisteren, lekker eten, lezen, seks) én je moet dingen doen die je een goed gevoel geven over jezelf (creatief bezig zijn, mantelzorg verlenen, een luisterend oor bieden, een kozijn schilderen).


Werk is in dat verband een tweezijdig zwaard. Je kunt keihard werken tot je pensioendatum zonder ergens bij stil te staan en dan opeens tot de schokkende conclusie komen dat je oud bent. Dat is een klassieke valkuil die meestal tot grote spijt leidt en een aaneenschakeling van gemiste kansen. Maar... je kunt ook - zoals Joke Bruijs vandaag in De Volkskrant vertelt - dapper door blijven werken, terwijl je ondertussen een zware chemokuur ondergaat. Overdag lag ze aan de slangen in een ziekenhuisbed, 's avonds stond ze op de planken. Dat bleek in haar geval de beste remedie om gepieker te voorkomen en dus liet ze ook geen dag verstek gaan toen haar moeder overleed.

Werk kan je zo opslokken 'dat je je eigen sores vergeet en collega's kunnen je door een moeilijke periode heen slepen, al is het maar door gewoon te blijven doen en begrip te tonen. Nietsdoen werkt dan ook het beste als je helemaal gezond bent, tevreden bent met je leven en vrede hebt met de weg die je bent ingeslagen. Zo is in mijn geval een paar uur schrijven per dag genoeg om een voldaan gevoel te hebben en de rest van de tijd te besteden aan andere zaken (zoals een kozijn verven, wat ik vandaag als eerste heb gedaan omdat het erg warm beloofde te worden).


Als ik vandaag dus op een andere plek in dezelfde krant lees dat werk een "wonderlijk medicijn" is, begin ik niet te steigeren, maar knik ik instemmend en onderstreep ik dat. Werk helpt beter tegen gepieker dan thuisblijven, net zoals je er bij een milde depressie soms beter aan doet om buiten hard te gaan lopen in plaats van de hele dag op bed te blijven liggen. Die constatering staat ook geheel los van de vraag of je stratenmakers wel tot hun zeventigste moet door laten werken of de vaststelling dat je op je 55ste misschien al wel lang genoeg en hard genoeg heb gewerkt.

Belangrijk is in dit verband wel om de definitie van "werk" zo ver mogelijk op te rekken en niet te beperken tot een fulltime kantoorbaan van 9 tot 5 met aanwezigheidsplicht. Ik ben altijd blij met weer een mooie column, maar dat staat in geen verhouding tot de trots die ik gisteren voelde toen ik voor het eerst van mijn leven zelf een recept op internet had uitgezocht en het gerecht vervolgens klaar heb gemaakt zonder dat mijn vrouw alle ingrediënten van tevoren klaar had gezet. Toen het vervolgens ook nog zo lekker bleek te smaken dat de pan letterlijk leeg werd gelikt, kon mijn humeur niet meer stuk. Zo kun je als mens blij worden van je eigen pennevruchten, maar ook van zoiets simpels als penne met tonijn, tomaat en ansjovis.

dinsdag 6 september 2016

Kijk uit dat je geen krapitalist wordt...

Afgelopen zaterdag schreef Erica Verdegaal in haar column in het FD over wat zij de "eigenwoningparadox" noemt. In steeds meer huishoudens zit het vermogen namelijk muurvast in het afgeloste koophuis, terwijl je die overwaarde graag zou willen benutten voor een wereldreis of een camper. Nu aflossen min of meer verplicht is, zal dat probleem zich steeds vaker voordoen, al zou ik het zelf geen probleem willen noemen maar eerder een kwestie van slechte financiële planning.


Natuurlijk waren er meteen een paar mensen die na lezing van haar column de aflosgoeroe uit Ridderkerk op het matje riepen. Want wat moet je nou na al dat fanatieke aflossen met een hypotheekvrij huis waarin je geld "muurvast" zit? Een eigen woning die ook echt van jezelf is, telt in de statistieken weliswaar mee als vermogen, maar je kunt dus tegelijk steenrijk en straatarm zijn. Zelf heb ik al eens aangegeven dat je met een hypotheekvrij huis van een kwart miljoen nog geen moorkop bij de banketbakker kunt kopen.

Aflossen doe je dan ook niet om rijk te worden (of jezelf rijk te rekenen), maar vanwege de lage woonlasten en het lagere risico bij ontslag. Over iets meer dan drie jaar dalen onze woonlasten in één klap naar nul en hebben we maandelijks in één klap 500 euro meer te besteden. Je kunt ook zeggen dat dat we vanaf dat moment elke maand 500 euro minder nodig hebben en zelfs rond zouden kunnen komen met alleen AOW.


In mijn boeken heb ik het heel vaak over woongenot, over het afgeloste huis als een soort basisinkomen, over de vrijheid die een vrijstaand huis met vrij uitzicht biedt, maar slechts zelden over de overwaarde. Natuurlijk kan ik die makkelijk berekenen (namelijk door de WOZ-waarde te verminderen met het nog resterende stukje hypotheek), maar verder zegt het me niks. In zekere zin is die waarde volstrekt virtueel en strikt theoretisch zolang je niet van plan bent je huis te verkopen of de waarde op een andere manier te verzilveren.

Uit eigen ervaring kan ik je ook vertellen dat 60.000 euro spaargeld iets totaal anders is, en ook volstrekt anders aanvoelt, dan een overwaarde van 60.000 euro. Dat die twee totaal verschillende grootheden in sommige statistieken simpelweg bij elkaar opgeteld worden is dan ook misleidend en stompzinnig. In het ergste geval profiteren alleen je nabestaanden van die overwaarde, dus je moet terughoudend zijn om mensen die na dertig jaar alles braaf hebben afgelost "rijk" te noemen. Rijk ben je met een kwart miljoen op de bank, niet met een hypotheekvrij rijtjeshuis van 250.000 euro.


Verdegaal noemt mensen van wie al het vermogen in stenen zit "krapitalisten": je bezit een papieren vermogen, maar zit tegelijk krap bij kas en kunt die wereldreis verder wel vergeten. Wie mijn boek(en) aandachtig heeft gelezen, weet ook dat ik mensen niet aanspoor om als een blinde te gaan aflossen. Ergens schrijf ik zelfs dat je iets helemaal verkeerd heb gedaan, wanneer je aan het einde van de rit in een hypotheekvrij huis woont zonder je je hebt gezorgd voor voldoende spaarsaldo. Je kunt in dat geval beter een hypotheek hebben van 100.000 euro, terwijl je tegelijk een ton op de bank hebt staan. Als belegger stop je ook niet al je geld in één aandeel, maar probeer je je risico's zoveel mogelijk te spreiden.

Huiseigenaren die na dertig jaar eindelijk van hun hypotheek af zijn, maar ondertussen geen cent opzij hebben gezet en alleen maar hebben afgelost, zijn bijna net zo onverstandig als mensen die op hun pensioendatum nog steeds een aflossingsvrije tophypotheek van 3,5 ton achter zich aanslepen. Soms kom je buiten je schuld in zo'n situatie terecht en kun je het aan de omstandigheden wijten, maar je moet natuurlijk nooit zo dom zijn om zonnepanelen op je dak laten plaatsen terwijl er op de oprit nog een Hummer staat die 1 op 5 rijdt.

maandag 5 september 2016

Werken we nou om te leven of leven we om te werken?

Het domste wat je als mens kan doen is alleen dingen lezen die je eigen wereldbeeld bevestigen. Natuurlijk is dat heel menselijk en verklaarbaar als je járen dezelfde krant leest en alleen omgaat met gelijkgezinde mensen, maar het houdt je juist scherp wanneer je openstaat voor kritiek en kennis neemt van andere ideeën die haaks staan op je eigen overtuigingen en levenswijze. Zo heb ik vanmorgen meteen het boek Rusteloos aangevraagd van Ignaas Devisch, die zaterdag in het NRC schreef dat je beter rusteloos kunt zijn dan lusteloos. In diezelfde krant viel te lezen dat we een hogere levensverwachting vooral moeten benutten om langer door te gaan met werken.


Persoonlijk vond ik het wel een leuke insteek: in plaats van tips te geven hoe je na drie weken Toscane dat heerlijke vakantiegevoel vast kunt houden, een diepe zucht slaken omdat je je weer in het gedruis mag storten en mag inhaken in de polonaise richting pensioendatum die doorgaans ratrace wordt genoemd. Devisch haalt in zijn pleidooi voor rusteloosheid natuurlijk ook dat befaamde onderzoek aan waaruit zou blijken dat mensen zichzelf liever een elektrische schok toedienen dan dat ze tien minuten achter elkaar helemaal nietsdoen. Je kunt daaruit natuurlijk concluderen dat we liever bezig zijn maar net zo goed dat we bang zijn voor onze eigen gedachten en misschien wel constant op de vlucht zijn.

Je kunt ook zeggen dat een vakantie van drie weken te kort is, omdat nieuwe gewoonten pas na 66 dagen inslijten en er pas na twee maanden nieuwe verbindingen in je brein ontstaan. Wie het hele jaar door keihard werkt kan daar niet in veertien dagen van afkicken en ervaart ook in zijn vakantie een soort vage onrust. Bovendien heeft niet ieder mens behoefte aan lummelen en luieren en bestaan er ook genoeg mensen die zich geen raad weten met te veel vrije tijd en een lege agenda. De ene mens nipt met gesloten ogen aan zijn eerste kop koffie van de dag, terwijl zijn buurman het zelfs op zijn vrije dag naar binnen klokt alsof ze de laatste trein moet halen.


Devisch vraagt zich hardop af waarom we dat jachtige leven niet achter ons laten als we zo vaak lopen te klagen over onrust en drukte. Daar kan ik wel een antwoord op geven, maar dat doet Imca Marina al in Trouw door te stellen dat ze op haar 75ste nog zo hard werkt omdat ze geen spaargeld heeft of een solide aanvullend pensioen en ook niemand die voor haar zorgt. Zo zitten de meeste mensen vast aan allerlei financiële verplichtingen (waaronder een torenhoge hypotheek) en wordt hard werken door de overheid actief gestimuleerd. Elders in de weekendeditie van NRC kon je lezen dat werk de beste manier is om als mens niet in een fossiel te veranderen.

Die uitspraak is afkomstig uit de boeiende serie zomeravondgesprekken in die krant, waarin deze keer ouderdomsdeskundige Andrea Maier (38) gekoppeld was aan tycoon Cor van Zadelhoff (78). Het leverde een interessant tweegesprek op met een minstens net zo interessante subtekst. Zo zijn zowel Maier als Zadelhoff kinderloos en wees (de vader van Maier leeft nog maar ze heeft hem niet meer gezien sinds hij zonder zijn familie uit de DDR vluchtte toen Andrea 8 jaar oud was). Die overeenkomst wordt niet verder uitgediept, maar verklaart wel voor een deel hun obsessie met "langer leven". Wie zich voort heeft geplant, kan zich - al is het maar onbewust - eerder verzoenen met de dood.


In het FD viel te lezen dat doorwerken tot je tachtigste gebruikelijk gaat worden en waarschijnlijk al geldt voor de twintigers van nu. Zo worden de geesten rijp gemaakt voor een leven lang leren én een leven lang werken, wat nog een zware dobber gaat worden voor mensen die hekel hebben aan school en liever lui zijn dan moe. Zo creëren de media consequent een soort sprookjeswereld waarin we allemaal 130 worden, fluitend tot onze tachtigste verjaardag met stenen lopen te sjouwen op de bouwplaats en we aan de vooravond van onze 62ste verjaardag nog geen rimpeltje hebben.

GTST-actrice Jette van der Meij zegt vanmorgen in de krant dat ze "nog niet bezig is met haar pensioen' en dat hoeft ook helemaal niet. Je moet je alleen niet op het verkeerde been laten zetten door PhotoShop en door de gedachte dat je de tijd stil kunt zetten door je kop in het zand te steken. Persoonlijk intrigeerde de foto bij het interview me dusdanig dat ik ook even ben gaan kijken hoe ze er nou eigenlijk echt uitziet, niet om gemeen te doen maar om aan te geven dat een rimpelloze zestiger net zulke sciencefiction is als een gemiddelde levensverwachting van 120.


Pas toen ik aan dit blog begon, tussen mijn derde en vierde kop koffie in, besefte ik dat boven dit stuk de verkeerde vraag staat omdat het gaat om een schijntegenstelling die verhult waarom we nou eigenlijk écht zo hard werken. Is dat omdat we betrokken willen blijven bij de maatschappij en een bijdrage willen leveren aan diezelfde samenleving? Is het omdat we onze ziel en zaligheid in ons werk stoppen en niets liever doen? Is het een levensvervulling en een manier om onszelf geestelijk te verrijken? Of is het veel prozaïscher en wordt werk alleen maar opgehemeld omdat we zelf niet willen gaan hemelen?

Wie tussen de regels doorleest (en soms hoeft dat niet eens) kan alleen maar constateren dat we voor een belangrijk deel zo hard werken om ons onsterfelijk te wanen, om de dood op afstand te houden en om niet na te hoeven denken over ons onvermijdelijke levenseinde. Wie hard werkt heeft helemaal geen tijd om dood te gaan, geen leeg plekje in zijn agenda voor Magere Hein. Wie hard genoeg rent kan niet worden ingehaald door de realiteit en wie zichzelf onmisbaar maakt kan ook niet worden gemist. Helaas is dat een misrekening, maar dat beseffen mensen meestal te laat in hun leven en soms zelfs pas op hun sterfbed als ze achterom kijken en nou nóóit eens verzuchten dat ze achteraf bekeken liever nog wat harder hadden gewerkt en wat vaker hadden vergaderd.

vrijdag 2 september 2016

Het ene plakbandpensioen is het andere niet

Gisteren stond ineens helemaal in het teken van het plakbandpensioen. Nu kun  je natuurlijk zeggen dat dat tegenwoordig voor élke dag geldt, want ik geniet sinds 1 mei van mijn eigen hoogstpersoonlijke plakbandpensioen. Toch ben ik daar meestal niet bewust mee bezig en denk ik er verder niet over na, behalve als ik mijzelf op de eerste dag van de maand een asociaal vroege AOW-uitkering uitbetaal van 1000 euro. Maar gisteren stuurde een lezer me een column uit een lokale krant die zoveel overeenkomsten vertoont met mijn huidige leven dat het gemakkelijk had kunnen dienen als achterflap van mijn laatste boek.


Auteur van het stuk is "Pennestreek", maar je had er net zo goed "Gerhard Hormann" onder kunnen zetten, want het sluit naadloos aan op mijn leven en mijn  levensfilosofie. In de hele column stuitte ik slechts op één piepklein verschilpuntje. Ik ben namelijk niet gestopt met werken omdat ik als werkloze vijftigplusser geen baan meer kon vinden, want ik ben twee keer uitgenodigd voor een gesprek en in beide gevallen betrof het een baan die me op het lijf geschreven was. Dat het op niets uitliep, lag vooral aan het feit dat ik onder geen enkel beding ooit nog vijf dagen op kantoor wilde gaan zitten van acht tot zes (want als hoofdredacteur ben je als eerste op kantoor en ga je pas naar huis als al het personeel al in de file staat).

Verder klopt het verhaal als een bus, want zodra je jezelf niet langer als "werkloos" ziet maar als "gepensioneerd" verandert alles. In mijn laatste boek besteed ik een heel hoofdstuk aan dat magische effect, omdat ik aan den lijve heb ondervonden dat hoe je iets definieert in hoge mate bepaalt hoe je het beleeft. Alle reden dus om het bericht te delen op Facebook en Twitter. Ik had dat nog maar nét gedaan (met als tagline: "Nóg iemand met een plakbandpensioen") of de telefoon rinkelde. Bleek ik een lezer aan de lijn te hebben die ik alleen van LinkedIn ken, maar die op zijn vijftigste óók met plakbandpensioen is en graag zijn verhaal kwijt wilde.


Zo was ik ineens een uur aan het praten met een wildvreemde die in een identieke situatie zat, maar tegelijk op een totaal andere manier het gat tussen nu en - pakweg - 2033 wilde overbruggen. Op dit moment zat hij, na dertig jaar te hebben gewerkt, in de WW en daar kon hij de komende jaren nog mee vooruit. Net als ik gebruikte hij die periode vooral om te testen of hij het met circa 1700 netto in de maand kon redden en dat bleek zo te zijn. Dat is meteen de eerste winst, want hoe minder huishoudgeld je maandelijks nodig hebt hoe minder spaargeld je achter de hand hoeft te houden.

Na een uur wist ik dat hij 750.000 euro spaargeld had, inclusief een ontslagvergoeding van anderhalf jaarsalaris. Van de helft van dat geld wilde hij een huis kopen om vervolgens hypotheekvrij te genieten van circa 2000 netto tot zijn échte pensioendatum. Dat enorme bedrag had hij bij elkaar kunnen sparen door langere tijd bij zijn ouders te blijven wonen, geen auto te kopen en hard te sparen tegen hoge depositorentes. Het gesprek voerde hij met een meer dan acht jaar oude blauwe Postbanktelefoon waarvoor hij nog maar net een nieuwe accu had gekocht.

Het gesprek ging niet alleen over de financiële kant van de zaak. Zo was hij op zijn 44ste ernstig ziek geweest waardoor hij een jaar lang uitgeschakeld was. Die gebeurtenis had hem doordrongen van het feit dat je beter nu kunt genieten dan later. Vandaar dat hij van plan was om hooguit nog wat tijdelijke klussen te doen tot zijn 55ste en daarna vooral leuke dingen te gaan doen. Tussendoor vertelde hij nog een smakelijke (hoewel inhoudelijk natuurlijk trieste) anekdote van een ambtenaar die tijdens een functioneringsgesprek op zijn werk dood was gebleven.


Daarmee is het verhaal nog niet afgelopen, want zojuist kreeg ik een bericht van een van de 334 mensen die vandaag definitief te horen hebben gekregen van werkgever IBM dat ze op straat komen te staan. Al die mensen gaan vandaag met lood in de schoenen naar huis, behalve deze ene ex-werknemer die de afgelopen jaren genoeg heeft afgelost en gespaard om het zonder baan uit te kunnen zingen tot zijn pensioendatum. Een plakbandpensioen is dus vooral een kwestie van vooruit kijken en tijdig maatregelen nemen.

Voor mijzelf was het vandaag hoog tijd om mijn goede voornemens in de praktijk te brengen. En zo stapte ik al om half tien op de fiets voor een rondje met de man van een vriendin van mijn vrouw die onregelmatige diensten draait en met wie ik dus regelmatig op een doordeweekse dag kan gaan fietsen. Dáár draait het uiteindelijk om bij een plakbandpensioen: alles alle financieel geregeld is en in orde lijkt, moet je zo min mogelijk met geld bezig zijn en zoveel mogelijk genieten.

donderdag 1 september 2016

Alles wat ik schrijf heeft Thoreau 150 jaar geleden al bedacht

Mijn ervaring is dat een vakantie staat of valt met de boeken die je meeneemt op reis. Dus besteedde ik afgelopen zomer meer aandacht aan de literatuur die ik in mijn koffer stopte dan aan het selecteren van het stukje Duitsland waar we uiteindelijk verzeild raakten. Veelzeggend: ik nam alleen non-fictie mee, las een paar zeer verontrustende boeken over klmaatvluchtelingen en milieuvernietiging en kwam ein-de-lijk een keer toe aan het lezen van Walden van Henry D. Thoreau. Dat bleek ik in 2007 al een keer te hebben meegenomen naar Toscane maar toen kwam ik niet verder dan pagina 100.


Geen idee wanneer ik voor het eerst op de titel van dit boek stuitte, maar terug redenerend kreeg ik dit oorspronkelijk in 1854 (!) verschenen boek waarschijnlijk in 2005 voor mijn 44ste verjaardag en nam ik het in 2007 mee op vakantie naar Toscane. Dat laatste weet ik alleen maar zo goed omdat ik een Sanifair-bonnetje dat gedateerd is op 9 augustus 2007 gebruikt heb als bladwijzer. Zo weet ik ook dat ik destijds op bladzijde 100 ben blijven steken, misschien omdat ik er niet doorheen kwam (lees: nog niet aan toe was), maar mogelijk ook omdat de vakantie alweer voorbij was en ik thuis geen tijd had voor boeken van 400 bladzijden.

Ik vermeld dit allemaal zo nadrukkelijk, omdat ik in oktober 2008, schijnbaar vanuit het niets, een heel andere richting ben ingeslagen en de hypotheek fanatiek ben gaan aflossen. Natuurlijk vormde de kredietcrisis de aanleiding (en een zinnetje uit een boek van Eric Mecking de vonk in het spreekwoordelijke kruitvat), maar het zaad van de twijfel moet al veel eerder zijn gezaaid. Bijvoorbeeld toen ik in 2004 een interview deed met Carl Honoré naar aanleiding van zijn boek Slow. Of toen ik op een luie stoel in Italië een stuk van een boek las van een Amerikaan die eigenhandig een blokhut bouwde aan de rand van een meer en verslag deed van zijn twee jaar durende verblijf aldaar.


Het lezen van Walden zorgde voor een schok, en dat was voornamelijk een schok van herkenning. Bijna alles wat ik de afgelopen jaren heb ervaren en opgeschreven nadat ik in 2008 mijn eerste aflossing deed, valt ook terug te lezen in een meer dan 150 jaar oud boek. Zo reken ik bij alle wat grotere aankopen standaard uit hoeveel uur ik daarvoor heb moeten werken en beschouw ik betaalde arbeid als het verkopen van je vrije tijd in ruil voor geld. Thoreau leefde in een totaal andere tijd, maar zet alles wat je in een winkel afrekent af tegen de hoeveelheid leven die daarvoor moet worden ingeleverd.

Op precies dezelfde manier zet hij uiteen dat je niet hoeft te werken voor alles wat je niet nodig hebt of waar je bewust van afziet. Hij trekt dat nogal in het extreme door door ook geen koffie te drinken, maar in de kern heeft hij gelijk: je koopt je vrijheid terug door zo weinig mogelijk te kopen. Daarnaast kost het me weinig fantasie om te begrijpen hoe hij intens kan genieten van het natuurschoon rondom zijn zelfgebouwde blokhut en zou je zelfs kunnen zeggen dat hij al in een tiny house woonde voordat die term ruim anderhalve eeuw later in zwang raakte.


Maakt dat van mij een ordinaire copycat met 0% originaliteit of is er meer aan de hand? Zelf denk ik eerder aan het laatste want ik las Thoreau pas nadat ik vijf boeken had geschreven over soortgelijke onderwerpen en ontdekte dus pas met terugwerkende kracht dat we over heel veel dingen hetzelfde denken. Waarschijnlijk zit er iets universeels, tijdloos en onvermijdelijks in de levensfilosofie die hoort bij een bepaalde manier van leven. Zelf beschouwde ik aflossen in 2008 als een simpele administratieve handeling, zonder te beseffen dat ik daarmee een totaal andere weg insloeg en ook steeds simpeler zou gaan leven.

Op dezelfde manier is ook Escape Everything van Robert Wringham meer een bevestiging dan een eye-opener. Het meest verrassende in dit boek is wel de conclusie dat ook Thoreau niets nieuws te vertellen had, want Wringham verwijst regelmatig naar de filosofieën van Epicurus, die niet 150 jaar geleden leefde maar meer dan 2000 jaar geleden. Ook hij trok zich terug in een leefgemeenschap op het platteland, dronk vaker water dan wijn en wijdde zijn leven liever aan het verrijken van zijn geest dan het najagen van rijkdom. Zo bekeken is er niks nieuws onder de zon, maar moet je als mens blijkbaar steeds weer opnieuw het wiel uitvinden om te weten dat je met weinig geld rond kunt komen én tegelijk gelukkiger kunt zijn dan ooit.